Lee Posey is pas drie jaar, kan niet eens fatsoenlijk een bal vasthouden, heeft nauwelijks een idee wat de play-offs zijn, maar heeft toevallig al wel de beste quote van het naseizoen gegeven.
Tijdens een postgame-interview tussen verslaggeefster Erin Andrews en zijn vader Buster gebeurde het. Andrews begon met de vraag: “2010 en 2012, wat maakt dit team zo anders?” De Giants-catcher hield Lee in zijn armen, keek eens omhoog en zei: “Oh… er zijn zoveel overeenkomsten. Alle drie de teams hebben hart en kunnen vechten. Euh… het is moeilijk te zeggen.”
Erin keek om zich heen en zag Madison Bumgarner. “Wat kun je van jouw pitcher zeggen die hier staat?” Buster bewoog langzaam zijn hoofd heen en weer. “Hij is onwerkelijk. Hij is zo vaak doorgekomen voor ons.”
Toen boog zijn zoontje zich voorover en kraaide “Em, ke, si, ja, mi, si, no”, in de microfoon. Alsof Lee wilde zeggen: nou is het wel genoeg geweest met al die clichés. Andrews reageerde dan wel weer goed. “Meer dan dat hoefden we eigenlijk niet te weten.”
Drie weken lang zien we al interviews zoals dit na afloop van de play-off wedstrijden en als altijd levert het niks anders op dan een berg nietszeggende uitspraken. Zoals die van Royal Mike Moustakas. “We moeten proberen een manier te vinden om één run meer te scoren.” Zijn teamgenoot Alex Gordon: “We vinden telkens een manier om te winnen.”
Travis Ishikawa over zijn beslissende homerun: “Hij gooide hard, ik zocht een goede pitch.” Eric Hosmer over zijn run-scorende tik: “Ik wachtte op een goede pitch.”
Zucht…
Hosmer over de inzet van het team: “We stoppen pas na de laatste uit. We hebben met dit team een hoop karakter laten zien.” Ryan Vogelsong: “Je weet het pas als de laatste man uit is.” Pablo Sandoval: “We hebben een bepaalde chemie. Ons team is heel speciaal.” Posey “Dit zijn de wedstrijden waar je het hele jaar voor werkt.”
Diepe zucht…
Om de woordenbrei een beetje dragelijk te maken is het misschien een goed idee om voortaan postgame-bingo te spelen. Met alle kijkers in de kamer schrijf je van te voren zo veel mogelijk clichés op een paar kaarten. Met bijvoorbeeld: ‘We bekijken het wedstrijd voor wedstrijd’, ‘Ik let niet op mijn eigen prestaties. Het belangrijkste is dat we winnen’, ‘Hier droomde ik als kind al van’, ‘Ik ben slechts één speler, we hebben het met het team gedaan’ of ‘We stonden met de rug tegen de muur’.
Het maakt eigenlijk niet uit welke clichés, zolang iedereen er maar een stuk of zes verschillende op een kaartje heeft. Zodra de interviews beginnen en je hoort een cliché die op je kaart staat, streep je die weg en wie als eerste alles heeft afgevinkt heeft gewonnen. Hop, eindelijk lol aan die suffe interviews.
Hoewel, heel soms kan een post-game interview toch leuk zijn. Als atleten tenminste allemaal reageren zoals College Football-speler Apollos Hester. Die braakte in twee minuten tijd de gruwelijkste clichés uit, maar zo overdreven dat het weer grappig werd.
Maar het mooiste zou zijn als iedereen zich voortaan zo gedraagt als de college-honkballers van de Cincinnati Bearcats. Bij dit team maakte het niks uit wat een speler zei, het ging om de idiote toneelstukjes van teamgenoten op de achtergrond tijdens het interview. Zo sjouwden een paar lakeien een sjeik rond, probeerden ridders elkaar met een knuppel te verslaan en snorkelden twee zwemmers een wedstrijdje.
Het is hopen dat een paar van die Bearcats doorbreken op het hoogste niveau en de World Series halen. Tot die tijd: postgame-bingo!
Foto: Getty Images
Reacties