Column: Pieshanden en zweetpetten

Door

Minnesota Twins v Toronto Blue Jays
De van R.A. Dickey geleende knickerbocker zat misschien wat krap en het stond ook een beetje suf, toch trok Jose Bautista de broek een tijdje iedere dag met plezier aan. Volgens de outfielder van de Blue Jays bracht de broek geluk, want op het moment dat hij hem voor het eerst aanhad raakte hij uit een hopeloze slump en begon ineens weer te slaan.

Bautista is niet de enige speler met een opvallend bijgeloof dit seizoen. Ian Desmond van de Nationals had vorige week in de wedstrijd tegen de Phillies bij de eerste slagbeurt nog een sikje op zijn kin. Hij raakte de bal en de Phillies draaiden een dubbelspel. De korte stop verdween even snel naar achteren en pakte een scheermes. Twee innings later viel het commentatoren pas op dat de goatee was verdwenen.


Het bijgeloof van Desmond en Bautista valt nog mee in vergelijking met een paar andere honkballers. Oud-speler van de Cubs Turk Wendell zijn rituelen waren ronduit doodvermoeiend. De reliever mocht in zijn loopje naar de heuvel het gravel niet raken en maakte daarom telkens een atletische sprong om in één keer op het gras te landen. Na iedere inning werkte hij vier dropjes naar binnen en poetste daarna vlug zijn tanden. Dan huppelde hij opnieuw naar de heuvel en stond er op dat de umpire de bal niet naar hem gooide maar rolde.

Nomar Garciaparra zijn trekjes voor iedere slagbeurt kon je lichtelijk neurotisch noemen. Eerst leunde de voormalig kortestop van de Red Sox aan de rand van de dug-out naar voren en viel met twee voeten tegelijk op het veld. Daarna volgde bij de plaat een heel programma van tikjes op de helm, het aanraken van de knuppel en het open- en dichtritsen van zijn slaghandschoentjes.

Cubs v BrewersHilarisch was het bijgeloof van Kevin Rhomberg van de Indians. Niemand mocht hem aanraken en als dat wel gebeurde moest hij diegene ook aanraken. Iedere keer als hij werd uitgetikt rende hij als een dolle richting de soms geschrokken tegenstander. Dat leverde af en toe rare achtervolgingen op.

Max Scherzer is bijgelovig over zijn bijgeloof. Dat zit zo: de pitcher van de Tigers denkt dat het ongeluk brengt als hij over zijn bijgeloof praat. Tenminste over zijn actieve bijgeloof. Over alle rituelen die zijn uitgewerkt mag hij wel iets zeggen.

Voor John Wetteland werkte zijn bijgeloof goed. Hij won met de Yankees de World Series van 1996
Voor John Wetteland werkte zijn bijgeloof goed. Hij won met de Yankees de World Series van 1996

Jason Giambi van de Indians doet nog regelmatig een gouden string aan voor geluk en oud-Yankee John Wetteland gebruikte één petje per jaar. Dat dat petje uiteindelijk te vies was om aan te pakken door het zweet en de witte zoutranden maakte Wetteland niks uit.

Smerig wordt het met David Ortiz van de Red Sox. Iedere keer roggelt hij een dikke fluim in zijn slaghandschoentjes en klapt dan stevig in zijn handen. Maar Ortiz is hiermee een kleine jongen vergeleken met de grootste viespeuk van allemaal: Moises Alou. De voormalig Cubs outfielder dacht dat slaghandschoentjes pech zouden brengen en hield daarom de knuppel met blote handen vast. Om toch grip te kunnen krijgen op het hout had Alou een oplossing bedacht: hij pieste over zijn handen.

Foto’s: Getty Images

Ook leuk om te lezen