In 2021 is het 30 jaar geleden dat de San Jose Sharks het levenslicht zagen. Ondanks al het talent dat in Silicon Valley de revue passeerde, wacht de club nog altijd op de eerste Stanley Cup. In 2016 waren ze heel dichtbij, maar in de eerste en enige Stanley Cup Final tot dusver bleken Sidney Crosby en de Penguins over zes wedstrijden te sterk. Waar het zuiden van Californië de LA Kings had, daar had NoCal lang geen enkel team in de NHL. Toch was het juist daar in de jaren zestig allemaal begonnen in de Golden State. Tijdens de eerste expansion, in 1967, besloot de NHL in al haar wijsheid een franchise te droppen in Californië. De guitige Seals werden geen succes. Dat kwam pas decennia later toen de San Jose Sharks uitgroeiden tot een ijzersterk merk.
NIEUWE MARKT
Bij het horen van de naam Californië dacht je in de jaren zestig eerder aan een hit van de Beach Boys dan aan ijshockey. Toch durfde de NHL het aan om in deze staat een nieuwe franchise te plaatsen. De organisatie hoopte zo een nieuwe markt aan te boren en wilde en passant de Western Hockey League in de wielen rijden. Die competitie ontstond na een fusie tussen de Pacific Coast Hockey League en de Western Canada Senior Hockey League. De NHL was een ver-van-mijn-bed-show, want de Original Six hadden hun domicilie voornamelijk in het oosten van Noord-Amerika. In het verre westen won de sport echter aan populariteit. Spelers die net niet goed genoeg waren voor één van de zes teams in de NHL konden hun geluk onder meer in San Francisco beproeven.
De Western Hockey League was aan de westkust inmiddels een begrip(je) geworden. Een aantal grote steden had inmiddels de beschikking over een ijshockeyteam en dat was de NHL niet ontgaan. Die organisatie was bezig met een televisiecontract voor de Amerikaanse markt en wilde uitbreiden. Niet geheel toevallig werd gekozen voor twee teams in Californië. In NoCal werden de California Seals geboren en in SoCal mochten de LA Kings het gaan proberen. Over de naam was nogal wat te doen. De Seals speelden hun wedstrijden in de Oakland-Alameda County Coliseum Arena, maar de stad Oakland werd aanvankelijk niet genoemd. In een poging ook fans uit het nabijgelegen San Francisco te trekken, besloot de NHL het “kleine” Oakland niet te benoemen. Dat gebeurde wel toen bleek dat San Francisco niet veel met het team had. In december ’67 ging de franchise al als Oakland Seals door het leven.
MEER EIGENAREN DAN SUCCES
Dat de naam Oakland al snel aan deze club verbonden werd, wil overigens niet zeggen dat ze daar warmliepen voor hun nieuwe speeltje. Vanaf de start was de franchise een zorgenkindje en naar dat zorgenkindje kwamen bar weinig mensen kijken. Barend (Barry) Van Gerbig kon dit maar niet verkroppen. Op aanraden van wat vrienden had hij de Seals gekocht toen deze nog in de WHL actief waren. Sommige van die vrienden hadden zelf een NHL-franchise onder hun hoede, maar in plaatsen als Detroit, New York en Boston bleek toch net iets meer draagvlak voor de sport dan in het warme Californië. Van Gerbig wilde al snel weer van het team af, maar dit bleek nog niet zo eenvoudig.
De Labatt Brewing Company was geïnteresseerd, maar wilde de franchise naar Vancouver verplaatsen. Hier stak de NHL echter een stokje voor. In 1969 leek het voor Van Gerbig alsnog goed te komen, maar dit keer gooide geld roet in het eten. Trans National Communications wilde de Seals best kopen, maar miste een betaling waardoor het hele feest niet doorging. Een jaar later werd Van Gerbig eindelijk verlost van dat blok aan zijn been. Charlie Oscar Finley was al eigenaar van de Oakland A’s en wilde best een ijshockeyteam aan zijn verzameling toevoegen.
Finley hield het slechts een paar jaar uit in de NHL. Hij liet zijn tijdperk echter niet onopgemerkt voorbij gaan, maar daarover later veel meer. De flamboyante eigenaar wilde al na een paar jaar afscheid nemen van zijn speeltje, maar kon geen geschikte koper vinden. In ’74 besloot de NHL de twee partijen van elkaar te verlossen. Een jaar later werd projectontwikkelaar Melvin Swig de laatste owner van de Seals. Hij had het mooi bedacht, maar besloot in ’76 al de stekker uit het project te trekken.
GEEN GRIJZE MUIS
Minder dan tien jaar hadden de ijshockeyfans in de Bay Area dus hun eigen NHL-team. In 1976 vertrok het circus naar Cleveland, maar onder de naam Cleveland Barons hield deze franchise het ook maar een paar jaar uit. Het werd weliswaar geen succesverhaal, maar tijdens hun korte bestaan lieten de Seals wel degelijk weten dat ze er waren. De club hoopte in ’67 de inwoners van de Bay Area van het strand af te krijgen en in de arena, maar daarvoor waren de prestaties veel te mager. Bert Olmstead had met vijf Stanley Cups weliswaar een mooie loopbaan als speler gekend, maar als coach bakte de voormalig Canadien er in Californië niet veel van. Hij stond 64 wedstrijden aan het roer en pakte slechts 38 punten. Het gezelschap uit de Bay Area eindigde dan ook kansloos onderaan in het eerste seizoen.
Heel voorzichtig toonden de Seals, inmiddels dus de Oakland Seals geheten, in de twee jaren daarna hun potentie. Er stonden bepaald geen Hall of Famers op het ijs in Californië, maar Ted Hampson (26G, 49A) en Norm Ferguson (34G) wisten hun ploeg toch in het postseason te krijgen. De tweede plaats in de West Division beloofde veel, maar in de eerste ronde van de play-offs ging het in zeven wedstrijden mis tegen de Kings. Die 34 goals zou Ferguson in de NHL daarna nooit meer evenaren. Zijn team zou ook nooit meer in de buurt komen van die tweede plaats in de divisie. In 1970 bereikten de Seals opnieuw de play-offs, maar dit keer werd er kansloos met 4-0 verloren van de Penguins. Het was zo ongeveer de laatste keer dat het sportieve aspect de boventoon voerde in Oakland. De club viel in ’70 namelijk in handen van clown Finley.
CIRCUS FINLEY OP PAD
Een verhuizing naar Vancouver ging niet door en door de verplaatsing naar Buffalo ging een dikke streep. Beide steden zouden later wel een NHL-franchise krijgen, maar kregen dus geen banden met de Seals. In Oakland kwamen gemiddeld nog geen 5000 mensen kijken naar de ijshockeyers en Van Gerbig was dan ook blij dat Charlie O. Finley in 1970 hem van dit peperdure speelgoed verloste. Al tijdens diens presentatie kon de oplettende fan de bui voelen naderen. Finley gaf openlijk toe niets van ijshockey te weten en dat werd pijnlijk duidelijk in de jaren die volgden. Eén van de eerste dingen die Finley deed, was het veranderen van de clubkleuren. Het blauw-groen-wit werd ingeruild voor het groen-goud-wit. Inderdaad, de kleuren van de Oakland Athletics. Finley wilde daarmee voor wat herkenbaarheid zorgen, maar zijn actie trok de mensen niet over de streep. Fans bleven weg.
Achteraf bleek dit één van zijn minst vreemde capriolen als eigenaar van de Seals. Naast de kleuren besloot Finley ook de naam weer te veranderen. De California Seals waren al de Oakland Seals gedoopt, maar in het vierde jaar van het bestaan maakte Finley er weer iets anders van. De club ging voortaan, na twee duels Bay Area Seals, als California Golden Seals door het leven. Bezoekers trokken zich hier echter niets van aan. Die bleven weg.
De nieuwe eigenaar haalde meer rare fratsen uit. Om wat leven in de brouwerij te brengen, stuurde Finley een streaker het ijs op. Alsof dit nog niet genoeg was, ging de owner nóg een stapje verder. De spelers kregen nieuwe schaatsen. In plaats van de gebruikelijke zwarte zweefden de Seals echter met witte ijzers over het ijs. Letterlijk. De meeste mensen hadden nog een zwart-wit televisie en de witte schaatsen op het witte ijs zorgden voor opmerkelijke taferelen op tv.
SPOOR VAN VERNIELING
Witte schaatsen waren voor kunstrijders, dus dat vonden de stoere ijshockeyers maar niks. Toch was dit nog vrij onschuldig vergeleken met wat Finley de organisatie verder nog flikte. De man zal ongetwijfeld het beste met zijn Golden Seals voor hebben gehad, maar zo’n beetje al zijn zetten pakten verkeerd uit. Bill Torrey was general manager van de club toen Finley aantrad. De twee heren konden slecht met elkaar door één deur en Torrey besloot zijn koffers te pakken. Hij zou jaren later aan de basis staan van het succes van de New York Islanders. Hadden de Seals wat beter gekozen, dan hadden zij en niet de Isles sommige van die succesvolle spelers tot hun beschikking gehad.
Nu stonden de Seals niet bekend om hun goede picks of trades. De club is zelfs een schoolvoorbeeld geworden van hoe het vooral niet moet. Aan het einde van het eerste seizoen onder Finley besloot de club een deal te sluiten met de Canadiens. Francois Lacombe werd, samen met de first round draft pick, naar Montreal verscheept in ruil voor hun first rounder, Ernie Hicke en cash. De Seals hadden (weer) een waardeloos seizoen achter de rug, waardoor zij in 1971 al snel hadden mogen kiezen. Die pick was echter naar Montreal gegaan en zij selecteerden ene Guy Lafleur in de draft. De Guy Lafleur die in ’88 werd opgenomen in de Hall of Fame…
In al hun wijsheid gingen de Golden Seals voor Chris Oddleifson in de eerste ronde. De Canadees had een goed seizoen (95 punten voor de Winnipeg Jets in de WCHL) in de minors achter de rug, maar zou voor de Golden Seals nooit de schaatsen onder binden. In 1974-1975 haalde hij z’n gram door namens Boston 4 punten te scoren tegen zijn oude werkgever.
EINDE VAN DE LIJDENSWEG
Als een club in slechts een paar jaar tijd regelmatig de naam wijzigt en ook de clubkleuren niet ongemoeid laat, is het al snel duidelijk dat er van een succesverhaal geen sprake is. Er kwamen, ondanks de bemoeienissen (hij probeerde het ook nog even met oranje pucks) van Finley, ook nauwelijks mensen af op de wedstrijden. Finley, die overigens begon met de spelersnamen op de rug, vond het na een paar jaar al mooi geweest, maar kon geen koper vinden. De NHL besloot daarop zelf maar even voor eigenaar te spelen, maar dat de Seals op hun laatste benen liepen was toen al wel duidelijk. De nieuwe World Hockey Association (1972-1979), die vijf van de beste spelers van de Seals wegkaapte, hielp ook al niet mee in de ontwikkeling.
Jaar in jaar uit was het team, om meerdere redenen, het lachtertje in de league. In ’69 en ’70 reikten ze tot de play-offs, maar in die jaren vielen ook slechts 4 van de 12 teams buiten de boot die leidde naar het postseason. Negen seizoenen bivakkeerden de Seals in Californië en daarin hadden ze zes verschillende coaches. Alleen Fred Glover (96 wins in 356 games) hield het langer dan één seizoen vol. In 1976 kwam er een einde aan het deprimerende sprookje van de California Golden Seals. De club verhuisde naar Cleveland, maar onder de naam Cleveland Barons verdween deze franchise in ’78 definitief.
EEN NIEUW BEGIN
Toch verdwenen de wortels van de Seals niet helemaal uit de NHL. De Barons fuseerden aan het einde van de jaren zeventig met de Minnesota North Stars. Ruim een decennium later vertrokken de North Stars uit Minnesota om in Dallas verder te gaan. George en Gordon Gund stonden in de jaren zeventig aan de basis voor het vertrek van de Seals naar Cleveland, maar wilden tien jaar later toch weer een team in de Bay Area. De North Stars mochten op dat moment Minnesota (nog) niet verlaten, maar de Hartford Whalers boden uitkomst. De eigenaar van de Whalers, Howard Baldwin, zag het wel zitten een club in San Jose te beginnen. De hoofdstad van Silicon Valley bouwde aan een nieuwe sportarena en zou, zo werd gedacht, een ideale plek zijn voor een nieuw NHL-team. Er gingen wat aandelen heen en weer en uiteindelijk kregen de Gunds hun zin.
In 1991-1992 speelden de San Jose Sharks hun eerste seizoen in de NHL. In het DNA is dus nog wel degelijk iets terug te vinden van de voorganger in de Bay Area, maar de Sharks lijken in niets op de (Golden) Seals. Met een ijzersterk logo, een klinkende naam en herkenbare kleuren (Team Teal) werden de Sharks knap in de markt gezet. De eerste jaren waren weliswaar niet je dat, maar langzaam maar zeker werd een cultuur gecreëerd waarin een trip naar het postseason een gewoonte werd en het stadion vrijwel constant uitverkocht was. Daarnaast is het ook niet onbelangrijk dat (grote) spelers nu graag naar de Bay Area komen. Het weer is er lekker, er is een trouwe fanbase ontstaan en het geld is er goed. Het enige dat nog ontbreekt in dit succesverhaal is die prachtige Stanley Cup.
NIEUWS
SCHOT IN DE ZAAK
Het einde van de maand juni nadert en normaal gesproken was de winnaar van de Stanley Cup al wel zo’n beetje bekend. We weten inmiddels dat alles dit jaar anders is, maar de NHL hoopt nog altijd een kampioen voort te brengen. Op 10 juli beginnen de 24 overgebleven teams aan hun trainingskampen en volgens Larry Brooks van de NY Post begint de kwalificatieronde voor de play-offs op 30 juli. In beide Conferences zijn de vier beste teams vrij en binden 8 teams de strijd aan om een plek in de daadwerkelijke play-offs te bemachtigen. Voor ze aan die series mogen denken, zal er door elke club eerst nog één oefenwedstrijd worden gespeeld. Op het moment van schrijven is nog niet bekend in welke steden de play-offs plaats gaan vinden. Las Vegas lijkt een belangrijke kandidaat, maar zeker is nog niets.
SEATTLE IN DE WACHTKAMER
Het is mogelijk dat er vanaf 2021 weer Seals in de NHL spelen. Er gaan geruchten dat dit de naam wordt van de nieuwe franchise in Seattle, al kwam Sockeyes als winnaar uit de bus tijdens een enquete. Of dit ook daadwerkelijk de naam wordt, moeten we nog even afwachten. De organisatie heeft de presentatie daarvan uitgesteld tot tenminste dit najaar. Door het coronavirus en de protesten in de VS vond de club het nog niet de juiste tijd om een dergelijke presentatie te houden. Door het virus heeft ook de bouw van het nieuwe stadion vertraging opgelopen. De arena zou aanvankelijk op 1 juni 2021 klaar moeten zijn, maar waarschijnlijk wordt dat zo’n twee maanden later. De verwachting is wel dat de nieuwe thuishaven klaar is voor de eerste wedstrijd van Seattle in de NHL.
BOTTERILL KLAAR IN BUFFALO
Veel kan veranderen in drie weken tijd. Het ene moment ben je zeker van je baan, maar een sloridge 20 dagen later sta je opeens op straat. Jason Botterill kan er sinds kort over meepraten. Eind mei had het management van de Buffalo Sabres nog alle vertrouwen in hun general manager, maar op 16 juni werd er toch maar afscheid van hem genomen. Daardoor is de club toe aan alweer de vierde GM in de laatste tien jaar. Kevyn Adams is nu de man die de Sabres voor het eerst sinds 2011 naar de play-offs moet helpen. Naast Botterill stuurden de Sabres ook diens assistenten en een karrenvracht aan coaches in de minors de laan uit. De club heeft nu ook alle tijd om opnieuw te beginnen, want ondanks een goede start is het seizoen 2019-2020 klaar. Wanneer Buffalo weer aan mag treden voor het nieuwe seizoen is nog onduidelijk.
Cover Photo: LA Times
Reacties