COLUMN: Joe Paterno’s verdriet

Door

Een oude man moest heel hard huilen.

Joe Paterno was net ontslagen, coach af. En hij moest onbedaarlijk hard, ziel-tergend hard huilen.

Het was november. Hij zou zijn 85ste verjaardag nog net meemaken, alvorens in januari aan longkanker, en wellicht een gebroken hart, komen te overlijden.

Het Sandusky schandaal had hem de das omgedaan. Jerry Sandusky, 30 jaar lang de assistent van Paterno, was een kinderverkrachter. Hij werd in november gearresteerd en verdacht van een serie gevallen tussen 1994 en 2009, waarvan hij onlangs schuldig bevonden werd. Paterno zou niet genoeg gedaan hebben toen hem in 2002 nieuws bereikte over een incident met Sandusky en een jongetje in de douches van de football faciliteit van Penn State. Onder hevige publieke druk volgde het ontslag van Paterno, die het zich al langer moeilijk maakte bij de leiding van Penn State, een universiteit waarvan hij graag de indruk wekte dat hij deze zo’n beetje in zijn eentje had gebouwd. 46 jaar was hij hoofdcoach geweest, na 16 jaar als assistent van de Nittany Lions.

En dus moest hij huilen.

“Mijn naam,” zei hij. “Ik heb mijn hele leven lang geprobeerd die naam wat te laten betekenen. En nu is het verpest.

Na zijn dood kwam het Freeh Report uit, waaruit bleek dat Paterno al ver voor 2002 van Sanduskys ontuchten wist. Maar hij deed niks. Hij had de universiteit zelfs zover gekregen het in de doofpot te stoppen. En dus veranderde een goede naam in een synoniem voor hoogmoed en kwaad.

Die naam. Paterno. Het betekende voorheen integriteit, trouw en hard werk. Amerikaanse deugden. Penn State stond inderdaad voor iets. Daar werd het netjes gedaan, niet gesjoemeld, niet gesteggeld. Uit het Freeh Report bleek dat Paterno al voor zijn ontslag een gouden handdruk van $5,5 miljoen en bonussen zoals het gebruik van een privéjet had geregeld. Publiekelijk speelde hij het slachtoffer.

Maar om de werkelijke slachtoffers huilde hij niet. Om de universiteit, wiens reputatie eeuwig geschaadt is door de man die het zogenaamd op de kaart gezet zou hebben huilde hij niet. Hij huilde om zichzelf en zijn verguisde naam.

Zouden al die kinderen ook zo hard gehuild hebben?

Deze column is geschreven door Leander Schaerlaekens.

Lees hier de column van vorige week: R.A. Dickey is een held.

 

Ook leuk om te lezen