Ik ben niet zo van de handtekeningen. Ook niet van het verzamelen van shirtjes van bekende voetballers met daarop een handtekening. Ik ben ook niet van het op de foto gaan met bekende sporters. Eerlijk gezegd vind ik dat iets gênant hebben. Dat ligt natuurlijk aan mij, want zo vreemd is het niet om later aan je (klein)kinderen een mooie afdruk te laten zien, waarop pappa of opa staat met een historische sportheld.
Soms denk ik er wel eens aan. Deze week stond ik meerdere malen naast Lionel Messi. Volgens mij de beste voetballer aller tijden. Nee, ik ben niet met het wonderkind op de foto gegaan, maar heb er wel een van hem gemaakt en heel stoer op mijn Facebook – pagina gezet. Om eigenlijk gelijk weer die schaamte te voelen. ‘Doe nou maar een beetje normaal Elshoff’, hoor ik dan een stemmetje in mijn achterhoofd fluisteren.
Als kind hingen er wel posters op mijn kamer. Mijn absolute held op voetbalgebied was Marco van Basten. Volgens mij sliep ik een onder dekbed met daarop een foto van hem. Maar dat veranderde zo rond mijn twaalfde. Toen vond ik dat dekbed niet meer cool en moesten er vervangers worden gezocht. Dankzij de gratis zender Sportnet was daar ineens Michael Jordan. Heel lang hing er een levensgrote poster van de Chicago Bulls held op onze zolder en was mijn vader zo gek om een basket boven mijn slaapkamerdeur op te hangen. De buren zijn onlangs ontslagen uit het gesticht, jarenlang gedreun van mijn basketbal dreef hen tot krankzinnigheid.
Omdat ik door mijn werk veel oud-voetballers tegenkom waar ik in mijn jeugd fan van was, is die heldenstatus eigenlijk verdwenen. Begrijp mij niet verkeerd, ik heb uitermate veel respect voor de sportprestaties van bijvoorbeeld Van Basten of Gullit, maar nu moet ik vaak gewoon mijn werk met ze doen. De afstand is verdwenen. Het is eigenlijk mooier om je jeugdhelden niet te ontmoeten op latere leeftijd. Dan blijven ze op een voetstuk staan.
Ik heb ze nog wel. Michael Jordan dus, maar ook in de NFL had ik mijn helden. Twee om precies te zijn: Emmith Smith en Deion Sanders. Smith won drie keer de Superbowl met de Dallas Cowboys in de periode dat ik voor het eerst als kijker in aanraking kwam met American Football. De man was simpelweg niet te stoppen en dat fascineerde mij als kind.
Ja, mijn held was een running back, niet een quarterback. Het doorzettingsvermogen van Emmitt Smith inspireerde mij en dat doet het eigenlijk nog altijd: geef letterlijk en figuurlijk nooit op als je je doel, of in dit geval je endzone, wilt bereiken.
Deion Sanders vond ik echt supercool. Ik bedoel: spelen in de Major League en in de NFL, dat is toch gewoon echt een droom die tot leven komt. Wie kan nou zeggen dat ie twee keer de Superbowl heeft gewonnen en ook nog lekker heeft gehonkbald bij onder meer de Yankees, Braves en Giants? Als ik nu mag kiezen wat ik in mijn volgende leven mag gaan doen, is dat toch wel een enorme optie. Jeugdhelden, iedereen heeft ze. Ik hoop Sanders en Smith echter nooit te ontmoeten.
Deze column was eerder te lezen in Sport Amerika: The Magazine (7). Op woensdag 18 april verschijnt editie 8, met daarin onder meer verhalen over de New York Knicks, Yoenis Cespedes en een NFL Draft Preview.
Reacties