Hij is elf jaar en ik heb het snode plan opgevat om hem een week mee te nemen naar de Verenigde Staten. Het heeft even gekost voordat ik zijn moeder ervan overtuigd heb dat hij hiervoor echt al oud genoeg is, maar nu zijn we er dan, in Washington. Met Stan zit in het Verizon Centre, kort voor de start van de Washington Capitals tegen de Tampa Bay Lightning. Het is de een-na-laatste wedstrijd van het reguliere seizoen. Er staat zowaar nog iets op het spel ook, want de Caps moeten winnen om hun kansen op de play offs in tact te houden.
Stan kent geen spelers van de Capitals. Desondanks kiest hij meteen een favoriet: Brooks Laich. Waarom? Geen idee. Om er wat competitie in te brengen zeg ik meteen dat die Laich – die ik ook nauwelijks ken – er niets van kan en dat er maar één speler is: Alex Ovechkin. Die heeft inmiddels ruim zestig doelpunten gemaakt dat seizoen en is derhalve een veilige keuze. Het is de start van een huiselijke rivaliteit die tot op de dag van vandaag voortduurt.
Op die avond lijkt het aanvankelijk helemaal mis te lopen. Na 39 seconden staat de thuisploeg 0-1 achter. Maar ondanks heroïsch doelverdedigen van keeper Rämö strijken de Caps dat plooitje snel glad. Ovechkin maakt er twee. Laich scoort ook, maar het doelpunt wordt afgekeurd. Ik glimlach. Kijk ik naar rechts waar Stan zit, dan komen de woorden ‘boer’ en ‘kiespijn’ bij me op. Dat duurt niet lang, want hij geniet met volle teugen. De Capitals worden meteen ons favoriete team. Het wordt zelfs zo erg, dat we van tijd tot tijd het onophoudelijke deuntje meezingen:
The best game you can name
Is the good old hockey game
And the good old hockey game
Is the best game you can name
Een driewerf hoera voor degene die dit prijzenswaardige stukje proza ooit op papier kreeg.
Enkele dagen later zitten we bij een heuse kraker die dat op dat moment net niet meer is: de Flyers ontvangen de Penguins. Beide teams hebben zich al geplaatst voor de play-offs. Stan kiest weer een favoriet. Het is Scotty Upshall, die meteen scoort (ik heb veiligheidshalve ditmaal niet direct een favoriet gekozen en ontloop daarmee een stortvloed van cynische opmerkingen) maar van wie de laatste jaren steeds minder vernomen wordt. Soms, heel soms, zetten we de dvd’s van die wedstrijden nog een keer op. Je kunt je bijna niet voorstellen dat je erbij was op die avonden.
Ik hoor Stan niet vaak meer over Upshall. Over Laich des te meer. Hij is inmiddels zestien en langer dan ik. En dat wil wat zeggen. Als straks de NHL weer draait – ooit gaat het ervan komen, let maar op – zal het bij ons in huis als vanouds klinken: ‘Hé Stan, de Caps 5-2 gewonnen van New Jersey. Twee goals van ….?’ Vanuit zijn slaapkamer zal hij roepen: ‘Yeah, Laich natuurlijk’. Schamper zal ik lachen.
Foto: Getty Images
Reacties