De zaak Betances: oldschool arbitration

Door

29557975962_e36cc8bbc2_k
Hoewel 2016 “Het jaar van de reliever” werd genoemd, waarin Andrew Miller en Aroldis Chapman een vernieuwende rol als sleutelspelers van de World-Seriesfinalisten op zich namen, verloor topreliever Dellin Betances afgelopen week zijn arbitragezaak tegen de New York Yankees. Het brengt een discussie teweeg onder vooraanstaande honkbalschrijvers: moet arbitrage worden aangepast aan de moderne tijd of werkt het zoals het is?

Huidige werking

Spelers die meer dan drie, maar minder dan zes, volle jaren hun diensten hebben verleend aan een bepaald team (of soms meerdere teams wanneer ze worden geruild) in de Majors zijn arbitration eligible. Dit betekent dat niet langer het team volledig zelfstandig het salaris bepaalt, maar dat spelers eisen kunnen stellen aan dit salaris. Deze eerste zes jaren staan ook wel bekend als de jaren waarin spelers onder team-control spelen. Na deze zes jaar zijn spelers volledig vrij zelf een contract te tekenen als free agent.

Daarnaast is er de Super Two exceptie. Spelers die tussen de twee en drie jaar service hebben verleend in de MLB kunnen aanspraak maken op deze vrijstelling. Wanneer zij namelijk bij de top 22 procent horen van spelers met dezelfde MLB-ervaring worden zij op dat moment al arbitration eligible. Deze uitzondering is ingevoerd om te voorkomen dat teams toptalenten langer in de Minor Leagues laten spelen in het begin van het seizoen. Spelers kunnen dan namelijk pas een jaar later aan de drie volledige dienstjaren komen.

Om een speler onder deze uitzondering te laten vallen moeten teams zorgen dat spelers pas na een bepaald punt in het seizoen worden opgeroepen. De afgelopen jaren lag dit punt tussen de 122 en 140 dagen om te kwalificeren. Aangezien een volledig dienstjaar bestaat uit 172 dagen moeten teams een speler ongeveer twee maanden aan het begin van het seizoen in de Minor Leagues houden. Deze regeling is dus bedoeld om spelers geen verdiensten te ontzeggen door het gebruikmaken van de regeltjes door teams.

Salariseisen

De salariseisen van de arbitration eligibles worden niet altijd gehonoreerd door het team. Vaak wordt een bedrag genoemd door beide partijen en ontmoeten ze elkaar zo ongeveer in het midden. Teams zijn doorgaans gemotiveerd om tot een amicale deal te komen met spelers, om daarmee frustraties en een verslechterde band te voorkomen met oog op toekomstige onderhandelingen. Mochten speler en team het eens worden is daarmee de kous af.

Wanneer er geen overeenstemming kan worden bereikt moeten teams de speler inschrijven bij het arbitration panel, op straffe van het vrijgeven van de speler. Daarna hebben de partijen nog ongeveer een maand tot begin januari om tot overeenstemming te komen. Vervolgens levert de speler zijn salariseisen aan bij het panel en hebben team en speler nog drie dagen om tot overeenstemming te komen nu de eisen helemaal duidelijk zijn.

Hoorzitting

Tussen 1 februari en 21 februari worden de hoorzittingen gehouden. Het panel bestaat uit drie onpartijdige arbiters (een voorbeeld van een persoon die in een panel kan zitten is bijvoorbeeld een advocaat gespecialiseerd in arbeidsrecht). Op deze hoorzitting presenteren beide partijen hun kant van de zaak en lichten ze toe hoe ze tot een bepaald salaris zijn gekomen. In de CBA is precies opgenomen wat wél, maar vooral ook wat niet kan worden aangevoerd. Zo mogen er wel kwaliteiten buiten het veld als leiderschap worden aangevoerd, maar bijvoorbeeld niet de financiële situatie van een club of commentaren in de pers van beide kanten.

De beslissing ligt vervolgens bij het panel. Eén belangrijk aspect hieraan is dat de arbiters kiezen tussen ofwel het voorstel van de spelers, ofwel het voorstel van het team. Verder wordt flink meegewogen wat spelers met dezelfde diensttijd verdien(d)en. Spelers die voor het eerst arbitration meemaken verdienen aanmerkelijk minder dan minder presterende spelers met meer diensttijd. Max Scherzer verdiende in zijn derde arbitration 15,525 miljoen dollar na het winnen van de Cy Young award in de AL het jaar ervoor. Dallas Keuchel won ook de Cy Young award, waarna hij voor het eerst arbitration eligible was. Zijn verdiensten? 7,25 miljoen dollar.

De zaak Betances

Betances diende een salarisvoorstel in van vijf miljoen dollar, terwijl de Yankees aanmerkelijk lager gingen zitten: 3 miljoen. De zaak Betances betrof het één na grootste gat tussen vraag en aanbod dit jaar (Drew Pomeranz en de Red Sox lagen nog net iets verder uit elkaar). Hoewel de argumenten aan de kant van Betances toch overtuigend lijken, was het eigenlijk al een kansloze missie voordat de hoorzitting begon. Zo had hij onder andere de meeste innings gepitcht, stond hij in de top drie qua strikeout rates onder relievers en in de top vijf qua laagste ERA onder relievers. Het panel koos zoals verwacht voor het lagere salaris van de Yankees.

Dit leidde tot opmerkelijke commentaren van betrokken partijen. Randy Levine, de president van de Yankees, noemde het management van Betances met iets minder genuanceerde woorden incompetent. Hij claimde dat de reliever “het slachtoffer was geworden van een halfbakken poging van zijn management om de arbitration markt te resetten.” Daarna ging hij over tot het mikpunt van de kritiek: Dellin Betances is geen closer. “Het is hetzelfde als wanneer ik zou zeggen dat ik astronaut ben, in plaats van president van de Yankees. Dellin is geen closer, net zo min als ik astronaut ben. Die eis van vijf miljoen? Hij had net zo goed 50 miljoen kunnen eisen.”

Het management van Betances liet dit commentaar vanzelfsprekend niet zomaar over zich heen komen. Jim Murray, zijn agent, had geen goed woord over voor Levine: “Hij had net zo goed een astronaut kunnen zijn, want op deze wereld zou niemand het met hem eens zijn.” Ook Dellin Betances zelf lijkt door de Yankees tot op het bot hebben gekrenkt: “Ze zetten mij in een kamer en ze beginnen mij anderhalf uur lang af te zeiken. Ik vond het oneerlijk, ik vind dat ik veel heb gedaan voor de organisatie. Altijd als ik nodig was, was ik er.”

Betances verdiende zijn eerste drie jaar het minimumsalaris, terwijl hij elk jaar verkozen werd tot All-Star. Hij vervolgt: “Het zou egoïstisch van me zijn als ik zou eisen dat ik alleen nog maar de wedstrijd in kom als er geen baserunners zijn, of slechts in de negende inning.” Want dat zijn namelijk de punten die hem tegengeworpen worden: niet genoeg saves en moeite hebben renners op het honk te houden. Tot zover dus de goede band en het gebrek aan frustraties bij de reliever in toekomstige onderhandelingen.

De kritiek

De bekende honkbalverslaggever Ken Rosenthal haalt in zijn artikel over de zaak keihard uit naar het huidige proces. Zijn kritiek wordt door meer betrokkenen gedragen en bestaat uit een aantal motivaties.

Ten eerste wordt er volgens tegenstanders op een ouderwetse manier omgegaan met arbitration. Het panel staat bekend om haar oldschool benadering van zaken. Zo wordt het voorbeeld aangehaald van Trevor Rosenthal. Zijn verzoek van 5,6 miljoen dollar met dezelfde diensttijd als Betances werd wel gehonoreerd, terwijl de statistieken toch duidelijk in het voordeel van Betances spreken (die 600.000 dollar minder vroeg). Het argument? Saves. Rosenthal had namelijk 96 career saves, terwijl Betances zich slechts op 22 saves kan beroepen. Met andere woorden: een closer wordt anders behandeld dan een reliever. En dat terwijl we net het “jaar van de reliever” achter de rug hebben? Oldschool.

Statistieken spelen dus geen doorslaggevende rol voor het oldschool panel. Terwijl hun baan toch zou kunnen worden vervangen door het maken van een mathematisch model tegenwoordig. In honkbal valt alles te berekenen immers. Bovendien is een zitting bij het panel één van de meest tijdrovende en duurste processen in elke sport, volgens een bron van Ken Rosenthal.

Ten slotte is er volgens de tegenstanders nog de schijn-partijdigheid. Het zijn van een arbiter is een prestigieus en goedbetaald baantje. Het is dan ook amper toeval te noemen dat de beslissingen van het panel steeds opnieuw netjes verspreid zijn. Dit jaar wonnen teams acht zaken, spelers wonnen er zeven. Een gemakkelijk te voorspellen trend die elk jaar opnieuw waarheid blijkt te zijn.

De nieuwe CBA loopt door tot en met 2021. Veranderingen hoeven dus niet verwacht te worden. De enige hoop die redelijkerwijs kan worden gevestigd is op het zelf regulerende mechanisme van de heren van het arbitration panel. Misschien kunnen zij afstappen van oude ideeën als “closer”, “reliever” en “hoe houd ik mijn baantje?”

Foto: Flickr The Commons

Ook leuk om te lezen