Today in Sports History – 14 juli

Door

Op 14 juli 1967 slaat Eddie Mathews van de Houston Astros tegen de San Francisco Giants de 500ste homerun in zijn carriere. Mathews, die voornamelijk uitkwam voor de Milwaukee Braves, is daarmee de eerste derde honkman die dat kunstje weet te flikken. Mathews zal uiteindelijk nog elf keer vaker een bal het stadion uitslaan, en wordt in 1978 toegelaten tot Hall of Fame.

Op 14 juli 1968, dus op exact dezelfde dag een jaar later, slaat Hank Aaron voor de 500ste keer in zijn loopbaan de bal het park uit – ook al tegen de San Francisco Giants. Atlanta Brave Aaron wordt op dat moment echter nog niet als een echte grootheid beschouwd, maar als hij met het toenemen der jaren meer en beter slaat, groeit het respect. Aaron (755 homeruns in totaal) gaat uiteindelijk zelfs Babe Ruth (714) voorbij, en houdt dat record lange tijd in handen. Totdat Barry Bonds (762) hem tenslotte voorbij streeft. ,,Een geweldige prestatie, waarvoor talent, duurzaamheid en vastberadenheid nodig is”, laat Aaron Bonds in een videoboodschap weten.

De botsing tussen Peter Rose en Ray Fosse op de thuisplaat, op 14 juli 1970, wordt gekenmerkt als een van de meeste memorabele momenten in de geschiedenis van de All Star Game. We schrijven de bottom of the 12th, bij een 4-4 stand. Pete Rose staat op het tweede honk, als John Hickman aan slag komt. Wat volgt is een single naar het center field, en Rose gaat voor de thuisplaat. Amis Otis zorgt voor een perfecte aangooi naar catcher Ray Fosse, die de weg naar homeplate blokkeert. Rose gaat recht op zijn doel af, knalt op Fosse, die de bal loslaat. 5-4, overwinning National League.

Bij Fosse schiet door de botsing de schouder uit de kom, en hij zal nooit meer dezelfde zijn. ,,Soms word ik wakker en dan verga ik van de pijn”, laat hij in 1999 weten. Rose wordt door sommigen geprezen door zijn vastberadenheid de wedstrijd te winnen, anderen verwijten hem dat hij – zeker gezien het feit dat het maar de All Star Game betrof – over de schreef is gegaan. ,,Niemand heeft me verteld dat honkbal tussen het derde honk en de thuisplaat is veranderd in meisjes-softbal”, reageert Rose.

Op 14 juli 2004 komt er een einde aan een Los Angeles Lakers-dynastie: Shaquille O’Neal eist en krijgt zijn trade (naar de Miami Heat), in ruil voor Lamar Odom, Caron Butler, Brian Grant en een tweetal draft picks. De ruil is voor free agent Kobe Bryant reden genoeg om bij te tekenen. Hij had laten weten niet meer met O’Neal te willen samenspelen.

O’Neal en Bryant hadden samen drie titels gewonnen, maar moesten in de zomer van 2004 toegeven dat hun onderlinge hekel aan elkaar verder samen spelen onmogelijk maakte. Miami leek uiteindelijk de winnaar in de trade. O’Neal was weliswaar niet meer zo dominant als in zijn vroege Lakers-jaren, maar nog steeds imposant genoeg om een puik duo te vormen met Dwyane Wade. De beloning volgde in 2006, toen, dankzij een ontketende Wade, de Dallas Mavericks in zes duels werden verslagen in de NBA finals.

De Lakers daarentegen, hadden het aanvankelijk moeilijk. Pas in 2008 gloorde er voor Los Angeles weer licht aan het einde van de tunnel, toen het erin slaagde Pau Gasol van de Memphis Grizzlies los te weken, in ruil voor Kwame Brown. Het gevolg was meteen een NBA-titel, in 2009.

 

Bekijk hier de botsing tussen Pete Rose en Ray Fosse, in de All Star Game van 1970:

Ook leuk om te lezen