NBA History Top 10: Boston Celtics ’63-’64

Door

Waar wij met Sport Amerika dagelijks stilstaan bij al het laatste nieuws in de NBA, is het ook niet slecht om af en toe terug te kijken. Met NBA History kijken we terug naar bijzondere teams en indrukwekkende spelers die gedurende de jaren zoveel indruk hebben gemaakt dat we ze graag nog een keer uitlichten.

Je kan zeggen wat je wil over Michael Jordan en zijn Chicago Bulls in de jaren ’90, er bestaat geen grotere dynastie dan de Boston Celtics in de jaren ’60. De Celtics wonnen elf titels, waarvan acht op een rij, tussen 1957 en 1969. Van al die ‘championship teams’ was het team van 1963-1964 het beste.

Het begin van de dominantie van de Celtics dateert van de 1957 NBA Draft. Coach en GM Red Auerbach (foto midden met links Bill Russell en rechts John Havlicek) besliste om Cliff Hagan en Ed Macauly, nochtans twee uitstekende spelers, naar de St. Louis Hawks te sturen voor de tweede selectie in de draft: Bill Russell. Die zou tot en met 1969 de leider, het hart en de ziel van het team vormen.

Bill Russell stond vooral bekend voor zijn ongekende kwaliteiten als defensief anker. Maar de man was zoveel meer. Russell ontpopte zich als een waar voorbeeld voor zijn teamgenoten en zorgde ervoor dat zijn teams nagenoeg onklopbaar waren. Spelers die met en tegen hem speelden en journalisten die de Celtics volgden, kunnen de invloed van Russell (foto onder) haast perfect samenvatten.

Tom Heinsohn: “Wat Russell bijbracht was ‘totally revolutionary’ voor basketbal.”

Bob Ryan: “Wat Russell Russell maakte, waren al de dingen die hij deed om een wedstrijd te domineren zonder noodzakelijk veel punten te maken.”

Paul Arizin: “Als je voorbij je man was, wist je wat er je te wachten stond aan de korf.”

Chet Walker: “Je wist wat zijn reputatie was, dacht daaraan en je moest automatisch je schot veranderen.”

Frank DeFord: “Russell blokte schoten zonder ze te blokken want spelers durfden geen schoten te ondernemen omdat ze bang waren. Hij veranderde de hele sport!”

Bob Pettit: “Een van de eerste keren dat ik tegen hem speelde, deed ik mijn ‘hook shot’ en hij greep hem. Ik had dat schot wel eens geblokt geweten maar gegrepen? Ik besliste daar dat het tijd was om te stoppen.”

En zo voort. Russell kan beschreven worden als de ultieme teamspeler. Hij wou en zou alles doen zodat zijn team won. Zijn doel was dan ook om elke wedstrijd te winnen. Tom Heinsohn vertelde ooit dat Russell zicht altijd slecht voelde voor een wedstrijd en op geregelde tijdstippen zelfs moest overgeven. Hij wou zo graag winnen dat hij er ziek van werd. Bill Russell was naast de ultieme teamspeler dus ook de ultieme winner. Opnieuw Tom Heinsohn vatte dit het best, en leukst, samen:

“Ik denk dat Bill Russell een erotische nood had om groots te zijn. Zijn hele leven hing ervan af of hij won of niet.”

Het vertrouwen om een heel team te leiden, kreeg hij van coach Red Auerbach:

“Ik zei: Bill, ‘the name of the game’ is winnen. Dus we zijn niet geïntereseerd in je punten of je statistieken want je salaris zal bepaald worden door deze twee ogen (wijst naar zijn ogen)“.

De ‘team first’ mentaliteit droeg hij over op zijn ploeggenoten. Op de guard speelden de ‘Joneses’, KC als point guard en Sam als shooting guard. KC Jones was een ongekend goede verdediger terwijl Sam Jones (foto) er altijd was op de grote momenten. Op de forward posities speelden Tom Heinsohn en John Havlicek. Heinsohn won in 1957 de Rookie of the Year Award voor de neus van Bill Russell en was een getalenteerd scorer. Havlicek was nog maar bezig aan zijn tweede jaar maar dan al een complete speler. Hij zou de nieuwe leider van de Celtics worden nadat Russell stopte in 1969. Van de bank kwamen forward Tom Sanders (zeer sterke verdediger), center Willie Nauls en guard Frank Ramsey (de eerste echte ‘Sixth Man’).

De Boston Celtics van dit seizoen wonnen 59 wedstrijden met een gemiddeld verschil van acht punten. In de eerste ronde van de playoffs speelden ze tegen de Cincinnati Royals, het team van Oscar Robertson. Die wonnen dat jaar 55 wedstrijden, hadden de MVP met Robertson en de ROY met Jerry Lucas.

De Celtics liepen vrij makkelijk uit naar een 3-0 voorsprong vooraleer Game 4 te verliezen in Cincinnati. Ze maakten het kalm af in Game 5. De Celtics wonnen hun wedstrijden met gemiddeld 12 punten. Sam Jones was goed voor 25 punten per wedstrijd, Tom Heinsohn voor 20 en Bill Russell voor 15. Oscar Robertson scoorde gemiddeld 28 punten.

In de finale kwamen de Celtics uit tegen de San Francisco Warriors van Wilt Chamberlain. Die wonnen 48 wedstrijden dat jaar terwijl Chamberlain goed was voor gemiddeld 37 punten, 22 rebounds en 5 assists. Ook deel van het team waren point guard Guy Rodgers en center Nate Thurmond.

Boston startte sterk door de eerste twee wedstrijden te winnen met 12 en 23 punten verschil. Game 3 was ‘all Warriors’ want ze wonnen met 115-91 in San Francisco. Maar de Celtics lieten zich niet uit hun lood slaan en pakten een nipte 98-95 in Game 4, ondanks 38 rebounds van Chamberlain. De Celtics wonnen ook Game 5 en pakten zo hun zevende titel, hun zesde op een rij.

Bill Russell speelde offensief een kleine rol in de finale, een bewijs van zijn ‘team first’ mentaliteit, omdat hij zich vooral focuste op het verdedigen van Wilt Chamberlain. Russell scoorde dus zelf slechts 11 punten per wedstrijd maar limiteerde Chamberlain tot gemiddeld 29 punten, acht minder dan in het reguliere seizoen. Sam Jones was topscorer voor de Celtics met 21 punten per wedstrijd, Havlicek was goed voor 18 punten en Heinsohn maakte gemiddeld 15 punten.

De Celtics zouden na deze titel nog vier titels pakken in vijf seizoenen en mogen zich terecht de ‘greatest dynasty in sports’ noemen.

Foto’s: Google Image

 

Ook leuk om te lezen