Hall of Fame Ballot: Sander Grasman

Door

Dit jaar publiceren meerdere SportAmerika-redacteuren hun persoonlijke Hall of Fame-ballot. Uiteraard hebben ze geen van allen een officiële stem, maar mochten ze die wel hebben gehad, zouden ze hem zó hebben gebruikt. Wil je vooraf nog even alle namen en een korte beschrijving van de genomineerden lezen? Dat kan hier. Als format voor het stembiljet gebruiken we dat van de officiële Hall of Fame tracker, de onovertroffen Ryan Thibodeaux.

Vandaag: Sander Grasman.



Als vice-voorzitter van de Nederlandse Fred McGriff-fanclub ben ik bevooroordeeld over de dopingzondaars van zijn generatie. Zonder de opgeblazen statistieken van zijn eveneens opgeblazen collega’s had McGriff mogelijk al lang zijn welverdiende plek in Cooperstown ingenomen. Hij werd echter gedurende zijn loopbaan tot een bijrol gedegradeerd door veel minder getalenteerde of ijdele spelers (I’m looking at you, Mr. Bonds), waardoor de statistieken die aan het begin van zijn honkballersbestaan een plaquette in de Hall of Fame zouden hebben gegarandeerd, plots beduidend minder waardevol waren geworden.

Nu zwicht ik echter voor de argumenten om spelers als Roger Clemens, Barry Bonds, etc. toch op te nemen op mijn ballot — al zal ik eerlijk bekennen dat ik dit met enige tegenzin typ. Veel van de dopingzondaars waren nou eenmaal een product van hun tijd en zouden louter op basis van hun talent ook uitverkozen zijn. Dat laatste blijft wel een absoluut vereiste. Tijd dus om deze periode uit het honkbal te accepteren en de belangrijkste vertegenwoordigers ervan op te nemen in het museum van de honkbalgeschiedenis.

BARRY BONDS

Laten we de koe dan maar maar meteen bij de hoorns vatten. Natuurlijk waren de homerunrecords in de nadagen van zijn carrière het resultaat van snoepen uit de verboden trommel, maar al lang daarvoor had Bonds aangetoond een uniek talent te zijn. Voordat zijn ijdelheid hem opdroeg de strijd aan te gaan met Sammy Sosa en Mark McGwire voor de nationale spotlights heeft de zoon van Bobby Bonds en neef van Willie Mays al meerdere geweldige seizoenen gespeeld en zelfs drie MVP Awards in de kast kunnen zetten.

Was het een sympathieke man? Absoluut niet, maar zo kan ik er op deze lijst nog een handvol noemen. Werd hij nog beter dankzij het gebruik van doping? Ja, absoluut. Was Bonds voor die tijd al een van de drie beste spelers in de Major League? Ook op deze vraag is voor mij het antwoord ja en daarmee vervallen eigenlijk de eerste twee vragen. Tijd dus om Bonds de Hall of Fame in te stemmen.

ROGER CLEMENS

Wat dat betreft kunnen we het verhaal hierboven knippen en hier weer inplakken. Ook hij spinde garen bij het gebruik van prestatiebevorderende middelen, maar zijn prestaties van voordat hij begon te gebruiken rechtvaardigen een stem op de werper. Net als bij Bonds zal niemand bestrijden dat Clemens’ statistieken behoren tot de beste van zijn generatie en dus is het weer de vraag of zijn dopinggebruik hem zou moeten uitsluiten. Zoals hierboven al gezegd, is daarop mijn antwoord nu nee.

MANNY RAMIREZ

We blijven even bij de dopingzondaars. Wat Manny Ramirez onderscheidt van de bovenstaande jongens, is dat hij maar liefst tweemaal betrapt is. Dat Ramirez een eigengereide speler was, wisten we al langer. Manny being Manny werd in zijn tijd in Boston een staande uitdrukking. Manny ging zijn eigen gang. Het maakte hem geen populair persoon bij het journaille en ook een deel van de achterban wist nauwelijks wat ze van hem moesten denken. Daarbij hielpen zijn jaarlijkse transferverzoeken natuurlijk ook niet.

Ondanks zijn lastige persoonlijkheid zullen weinig honkbalvolgers betwisten dat Ramirez een meer dan uitstekende slagman was. Ook hij had dat al lang en breed bewezen voor hij überhaupt in verband werd gebracht met dopinggebruik. Batting champ, twaalfvoudig All Star, twee World Seres-titels, .312 slaggemiddelde over zijn gehele carrière, 555 HRs, 69.3 bWAR, etc, etc. Als we bij zondaars als Bonds en Clemens hun misstappen accepteren, dan ook in dit geval. Op basis van zijn talent was de Dominicaan al één van de beste, daar had hij geen PEDs voor nodig.

GARY SHEFFIELD

Ok, de laatste zure dopingappel waar we doorheen moeten bijten is Gary Sheffield. Van alle snoeperds zijn zijn statistieken het minst sterk, maar rechtvaardigen alsnog een uitverkiezing tot de Hall of Fame. Net als Ramirez werd hij eenmaal batting champ en sloeg hij gedurende zijn loopbaan meer dan 500 homeruns. Ik val in herhaling, maar ook in zijn geval was zijn naam en reputatie al ruim gevestigd, voordat hij steun zocht in prestatiebevorderende middelen. Als we consequent blijven, dan moeten we dus ook op Sheffield stemmen.

ANDRUW JONES

Tussen 1998 en 2006 waren er maar twee spelers met een hoger WAR-gemiddelde dan Andruw Jones: Alex Rodriguez en Barry Bonds. Bijna tien jaar lang was onze landgenoot een schoolvoorbeeld van een ‘five tool player’. De eerste seizoenen van zijn carrière leek het een kwestie van tijd tot Jones zou toetreden tot de 30-30-club. De snelheid waarmee hij veel hoge klappen wist binnen te hengelen, smolt op de honken echter al voor zijn 25e verjaardag als sneeuw voor de zon. Wel bleef hij tien jaar achter elkaar meer dan 25 homeruns per jaar slaan, met zelfs een indrukwekkende uitschieter in 2005: 51 dingers.

Maar boven alles is Andruw Jones de beste centerfielder sinds Willie Mays. Maar liefst tien keer won hij een Gold Glove. Veel van zijn opvolgers kijken bij hem de kunst af. Waarom is het dan überhaupt nog een discussie of Jones in Cooperstown zal belanden? Weinig spelers zullen zo snel van de absolute top naar beneden zijn gekukeld als Jones. The Curaçao Kid is nog geen 30 jaar oud of de eerste kwade voortekenen van verval dienen zich aan. Daarna gaat het snel. Na zijn vertrek bij de Atlanta Braves komt het nooit meer goed met hem. In zijn laatste vijf seizoenen komt hij niet verder dan 1,7 WAR. Niet per jaar, maar over die gehele periode. Toch mogen we het trieste einde van zijn loopbaan het eerste deel niet laten ondersneeuwen. Jones behoorde bijna een decennium lang tot de absolute crème de la crème.

TODD HELTON

In 2000 werd Jeff Kent uitgeroepen tot MVP in de National League. Er zijn sindsdien misdadigere uitverkiezingen voorbijgekomen, maar als je het mij vraagt had die eer dat jaar niet naar Kent, maar naar Todd Helton moeten gaan. Offensief waren de twee dat jaar aan elkaar gewaagd met een gelijk bWAR, maar waar Kent verdedigend een zwakke schakel vormde, blonk Helton aan die kant van de bal ook uit.

Sinds Larry Walker vorig jaar eindelijk zijn verdiende plekje in Cooperstown toebedeeld heeft gekregen, kunnen we hopelijk de molensteen die Coors Field vormt voor alle slagmannen van de Colorado Rockies afleggen. Natuurlijk is het niet verkeerd om de helft van je wedstrijden in de ijle lucht van Denver af te werken, maar ook buitenshuis was Helton een gevreesd slagman. Zoals gezegd was hij dus ook defensief een waardevolle speler. Uit de drie Gold Gloves, vier Silver Sluggers en vijf uitverkiezingen voor de All-Star Game kunnen we opmaken dat Helton een van de beste spelers van zijn generatie was. Al werd ook hij, net als Jones, de laatste seizoenen van zijn loopbaan geteisterd door blessures.

SCOTT ROLEN

Hoewel het verval van Scott Rolen minder drastisch en vooral dramatisch was dan dat van Andruw Jones, is één blik op de statistieken van Rolen genoeg om te zien dat het met hem vanaf zijn 30e snel bergafwaarts ging. De derdehonkman was de jaren ervoor echter de beste speler op zijn positie en hoorde stelselmatig bij de beste vijf à zes spelers in MLB. Hij sloeg in 10 seizoenen telkens meer dan 20 homeruns en kwam in zijn gehele loopbaan tot het respectabele WAR van 70.1.

Bovendien was Rolen defensief ook nog eens een uitblinker. Achtmaal mocht hij een Gold Glove in ontvangst nemen. Daarnaast is de speler uit Indiana zevenvoudig All-Star en werd hij in zijn eerste volledige seizoen uitgeroepen tot Rookie of the Year. Als kers op de taart won hij in dienst van de St Louis Cardinals in 2006 de World Series, waar hij samen met een zekere Albert Pujols een goede combinatie vormde. Scott Rolen was dus een complete speler, die behoorde tot de beste van zijn generatie en gedurende zijn carrière bijna alles won wat er te winnen valt. Next stop: Cooperstown.

OMAR VIZQUEL

Wie naar mijn lijst kijkt, zal opmerken dat ik defensieve kwaliteiten hoog aansla. Je moet van goede huizen komen om te verdedigen dat Vizquels knuppel van Hall of Fame-kaliber is, maar verdedigend zul je nauwelijks een betere korte stop vinden. De beste defensieve speler op een dusdanig cruciale plek verdient het wat mij betreft om opgenomen te worden in de Hall of Fame, al zullen statistieken als WAR voor een dergelijke speler altijd achterblijven. Ondanks dat hij aan slag geen uitblinker was, kwam hij in zijn 24-jarige carrière toch tot 2.877 hits, wat hem op de eeuwige ranglijst van korte stops op de vijfde plaats zet achter Derek Jeter, Honus Wagner, Cal Ripken Jr. en Robin Yount.

MARK BUEHRLE

Een andere goede fielder was Mark Buehrle. Dat is niet iets waar werpers vaak om geroemd zullen worden, maar toch een fijne bijkomstigheid. De werper, die in 2005 de World Series won met de Chicago White Sox, gooide minder hard dan de meeste toppitchers, maar behoorde in een tijd die gedomineerd werd door gedopeerde spelers alsnog tot de allerbeste. Buehrle speelde vijf All-Star Games, won vier Gold Gloves, gooide zowel een perfect game als een no-hitter en vrat jaarlijks meer dan 200 innings op. Wil je meer lezen over de prestaties van Buehrle, lees dan dit stuk op onze site, waarin wij onder andere diens statistieken tegen het licht houden en ze vergelijken met andere Hall of Famers.

BILLY WAGNER

Net als Vizquel was Billy Wagner een specialist. Goede relievers moeten er staan op belangrijke momenten en elke fout die ze maken kan kostbaar zijn. Toch krijgen ze weinig liefde als het gaat om Hall of Fame-stemmen. Dat geldt ook voor Wagner. Op basis van zijn statistieken was hij één van de beste pitchers van zijn generatie. Wagner gooide ongekend hard voor iemand van zijn beperkte lengte. Bovendien blinkt de pitcher uit in alle belangrijke categorieën: ERA, ERA+, WHIP, K/9, Strike out rate en slaggemiddelde tegen. Tijd dus dat deze uitmuntende closer de Hall of Fame ingaat.

NIET OP MIJN BALLOT

  • Curt Schilling: Hij zou niet de eerste onsympathieke speler zijn die wordt verkozen tot de Hall of Fame, maar er zijn grenzen. Schilling zaait haat en mag niet op deze manier bevestigd worden.
  • Jeff Kent: Goede slagman, zwakkere veldspeler. Valt zeker een zaak voor te maken, maar valt bij mij net van het ballot af.
  • Bobby Abreu: Wat voor Kent geldt, gaat ook voor Abreu op.
  • Sammy Sosa: In tegenstelling tot de slagmannen op mijn ballot, zou Sosa zonder medische hulp nooit een Hall of Famer zijn geworden.
  • Andy Pettitte: Goede pitcher bij een geweldig team, maar geen Hall of Famer.
  • A.J. Burnett: Goed, maar niet geweldig.
  • Michael Cuddyer: Verre van.
  • Dan Haren: Leek op weg, maar lichaam viel te vroeg uit elkaar.
  • LaTroy Hawkins: Misschien als hij zijn Air Miles inzet.
  • Tim Hudson: Schurkt er tegenaan, maar viel net van mijn ballot af.
  • Torii Hunter: Goede speler, maar net niet goed genoeg voor de Hall of Fame.
  • Aramis Ramirez: Geen Hall of Famer.
  • Nick Swisher: Idem.
  • Shane Victorino: Ibidem.
  • Barry Zito: Fantastische start van zijn carrière, maar de wielen gingen er te snel af.

Coverfoto: Hall of Fame

Ook leuk om te lezen