Dit jaar publiceren meerdere SportAmerika-redacteuren hun persoonlijke Hall of Fame ballot. Uiteraard hebben ze geen van allen een officiële stem, maar mochten ze die wel hebben gehad, zouden ze hem zó hebben gebruikt. Wil je vooraf nog even alle namen en een korte beschrijving van de genomineerden lezen? Dat kan hier. Als format voor het stembiljet gebruiken we dat van de officiële Hall of Fame tracker, de onovertroffen Ryan Thibodeaux.
Vandaag: Mick van der Nat.
Disclaimer: er staan meerdere steroïdengebruikers op mijn lijst. Ik praat het gebruik van prestatieverhogende middelen niet goed, maar bepaalde middelen waren tot 2003 niet verboden. In mijn ogen horen deze spelers ook in de Hall of Fame, ondanks het feit dat ze in de ‘Steroid Era’ speelden. Geschiedenis kan je niet veranderen en dus moet de Hall of Fame plaats maken voor nieuwe gezichten.
BOBBY ABREU
Bobby Abreu is een speler die niet de aandacht krijgt die hij verdient. Abreu is één van de weinige spelers die in dertien seizoenen minstens 150 wedstrijden speelde; alleen Willie Mays ging hem voor. Buiten de immense hoeveelheid wedstrijden die de rechtsvelder speelde, was hij ook een on-base-machine. In zijn piekjaren van 1998 tot 2004 stond Abreu 1966 keer op de honken, sloeg hij 286 keer een tweehonkslag, kreeg hij 739 keer vier wijd en stal hij 203 keer een honk. Binnen al deze categorieën behoorde Abreu in zijn piekjaren altijd top de top tien. In jaren die gedomineerd werden door steroïdengebruikers is dat ontzettend knap. Bobby Abreu was altijd fit en consistent. Daarom verdient hij een plaats in de Hall of Fame.
BARRY BONDS
Barry Bonds is een duidelijke zaak. De linksvelder begon pas aan de prestatieverhogende middelen in het seizoen 1999. Voor 1999 had Bonds al een WAR (Wins Above Replacement) verzameld van 99.6. Dit plaatste hem als 22e aller tijden, met 132 spelers met een minder WAR al verkozen in de Hall of Fame. Tevens zijn er maar vier andere spelers die vergelijkbare statistieken hebben. Babe Ruth, Mickey Mantle, Jimmie Foxx en Ted Williams. Als je in het rijtje van deze honkballers geplaatst wordt, behoor je altijd thuis in de Hall of Fame. Er moet scheef gekeken worden naar de statistieken van Bonds na 1999, maar daarvoor was hij al een Hall of Famer.
MARK BUEHRLE
Mark Buehrle is net zoals Abreu een speler die niet de credits krijgt die hij verdient. Jasper Roos lichtte de zaak Buehrle eerder toe op deze website. Buehrle was een betrouwbare pitcher met minimaal 200 innings per seizoen. Dit deed hij veertien seizoenen achter elkaar. Ook gooide Buehrle één perfect game (in een recordsnelheid van 99 minuten) en één no-hitter in zijn carrière, beide in dienst van de Chicago White Sox. Die twee vrij unieke prestaties, zijn vier Gold Gloves, vijf All-Star Games en een World Series winst in 2005 met de White Sox, maken Buehrle een Hall of Famer.
ROGER CLEMENS
Roger Clemens‘ verhaal is gelijk aan dat van Barry Bonds. Clemens begon pas op late leeftijd met het gebruik van prestatieverhogende middelen. Echter was ‘Rocket’ voor zijn gebruik in 1998 al Hall of Fame waardig. Clemens won voor 1998 vijf keer de Cy Young Award, leidde de American League vijf keer in strikeouts en zes keer in ERA. Hij was fenomenaal zonder doping en hoort thuis in Cooperstown.
TODD HELTON
Ja, Todd Helton is een Coors Field-speler, maar buiten Coors Field kon de eerstehonkman er ook wat van. Buiten zijn thuisstadion sloeg hij een OBP van .386 en een OPS van .855 en dat slaat niet iedereen. Naast zijn fantastische slagstatistieken had Helton ook een WAR van 61.2. Dit alles maakt hem voor mij een Hall of Famer.
ANDY PETTITTE
Weer een gebruiker, alleen is het verhaal van Pettitte anders dan bij Bonds en Clemens. Andy Pettitte gebruikte prestatieverhogende middelen in 2002 en 2004. Deze twee seizoenen zijn alleen niet vermeldingswaardig in de carrière van Pettitte. Haal deze twee seizoenen van zijn totalen af en Pettitte blijft enorm goed. Zijn WAR van 60.6 en vijf World Series-ringen maken het een done deal.
MANNY RAMIREZ
Steroidengebruiker nummer vier op de lijst en toch verdient ook Manny Ramirez een plekje in Cooperstown. Ramirez nam het niet zo nauw met de regels, ook niet in de tijd dat de regelgeving toch duidelijk aangaf wat wel en niet kon. Dit in tegenstelling tot Bonds, Clemens en Sheffield. Toch was Manny net zoals zijn voorgangers op de lijst al voor zijn gebruik in 2003 een fantastische honkballer. Met 310 homeruns, 1400 hits en .316 slaggemiddelde hoort Manny in de Hall of Fame thuis.
GARY SHEFFIELD
Echt de laatste gebruiker op de lijst. Eigenlijk is het verhaal van Gary Sheffield hetzelfde als dat van Bonds. Sheffield begon op latere leeftijd aan de middelen op aanbeveling van Bonds en ook hij was voor hij begon met prestatieverhogende middelen al een Hall of Famer. In 1992 op 23 jarige leeftijd werd ‘Sheff’ de National League Batting Champion met een slaggemiddelde van .330. Dat jaar werd hij ook tweede in de National League met 50 Adjusted Batting Runs. Adjusted Batting Runs meet de contributie van runs van één speler ten opzichte van het team. Hierbij is nul gemiddeld. Over zijn gehele carrière had ‘The Natural’ 590 Adjusted Batting Runs. Dit plaatst hem als 26e op de ranglijst. Dit lijkt wat laag, maar van de 25 spelers voor hem zijn alleen Barry Bonds, Albert Pujols, Manny Ramirez, Miguel Cabrera en Mark McGwire (nog) niet opgenomen in de Hall of Fame. Ja, Sheffield sloeg veel beter in zijn laatste tien jaar toen hij gebruikte, maar voor die tijd was hij al op jonge leeftijd een leider voor zijn teams en daarom hoort hij in Cooperstown.
OMAR VIZQUEL
Vizquel is de beste defensieve kortestop die ooit het veld heeft betreden in MLB, als je het mij vraagt. Kijkend naar hoe makkelijk Vizquel de moeilijkste ballen bespeelde, is als Rembrandt die zijn kwast op een leeg canvas zet. Het is de creatie van iets speciaals. Zijn elf Gold Gloves waarvan negen in opeenvolgende seizoenen, zijn fielding percentage van .985 en zijn American League record van meest gespeelde wedstrijden zonder fout, maken van Vizquel een echte Hall of Famer. Tevens kende hij niet een paar piekjaren, nee zijn gehele 24 jaar durende carrière was stabiel en goed. Iedere kortestop kan op defensief gebied leren van Omar Vizquel en daarom verdient ‘Little O’ het om vereert te worden.
BILLY WAGNER
‘Billy the Kid’ was een ongelofelijk goede closer. Zijn 422 saves plaatsten hem op de zesde plaats allertijden achter namen als Mariano Rivera en Trevor Hoffman. Wagner had een 11.9 strikeouts per 9 innings pitched ratio (K/9). De hoogste ooit voor een major leaguer met meer dan 750 innings in de boeken. De fastball van Wagner was beroemd en berucht, dus laat ‘Billy the Kid’ met 100 mph (die hij vaak aantikte) naar Cooperstown vliegen.
NIET OP MIJN LIJST
- A.J. Burnett: te inconsistent in zijn carrière.
- Michael Cuddyer: niet goed genoeg.
- Dan Haren: nooit een echte ace geweest en lichaam gaf te vroeg op.
- LaTroy Hawkins: te weinig echt goed geweest in zijn carrière.
- Tim Hudson: als hij één jaar overleeft, acht ik de kans groot dat ik volgend jaar op hem stem.
- Torii Hunter: goed maar net niet goed genoeg.
- Andruw Jones: niet stabiel genoeg in zijn laatste vijf jaar.
- Jeff Kent: defensief niet goed genoeg als tweedehonkman.
- Aramis Ramirez: nee.
- Scott Rolen: Hall of Very Good.
- Curt Schilling: racisten moet je niet een platform geven.
- Sammy Sosa: niet goed genoeg zonder de doping.
- Nick Swisher: te gemiddeld.
- Shane Victorino: nee.
- Barry Zito: buiten zijn Cy Young Award seizoen niet consistent genoeg.
Coverfoto: Hall of Fame
Reacties