De Cincinnati Reds domineerden in de 70’s jarenlang de Major League. Tweemaal achter elkaar werden de World Series gewonnen door de ploeg die liefkozend The Big Red Machine werd genoemd. Eén van de belangrijkste spelers binnen het collectief was home town hero Pete Rose. Na zijn spelersloopbaan zou Rose echter uitgroeien tot persona non grata binnen het honkbal.
CHARLIE HUSTLE
Dat Rose ooit op het hoogste niveau zou gaan spelen, leek lang onwaarschijnlijk. Hij had het aan zijn oom (en Reds-scout) Buddy Bloebaum te danken dat de club hem een kans wilde geven. Die kans zou de speler die later bekend zou komen te staan als Charlie Hustle met beide handen aangrijpen.
MEER WETEN OVER THE BIG RED MACHINE? LUISTER OOK ONZE BASEBALL HISTORY PODCAST!
Die bijnaam kreeg hij overigens al vroeg in zijn carrière van de legendarische Yankee-pitcher Whitey Ford, nadat hij tijdens spring training na een vrije loop naar het eerste honk sprintte. Fords teamgenoot Mickey Mantle vertelde later een andere versie van het ontstaan van de bijnaam. Ford zou hem verzonnen hebben nadat Rose tegen de muur opgeklommen was, terwijl een homerun van Mantle tientallen meters verder in de tribune terechtkwam. Wat het ware verhaal achter de bijnaam ook was, Rose zou hem zijn hele loopbaan rechtdoen. Rose fungeerde als openingsslagman als katalysator voor de ploeg. Met zijn strijdlust was hij uitermate geschikt voor die rol.
ALL-STAR
Na zijn eerste seizoen in 1963 werd Rose uitgeroepen tot Rookie of the Year. De volgende jaren groeide hij uit tot een jaarlijkse MVP-kandidaat. Hij reeg de seizoenen met minimaal 200 hits aaneen, won al vroeg in zijn carrière twee batting titles en was snel niet meer weg te denken uit het NL All Star Team.
BAD BOY
Het was in één van die All Star Games dat hij een glimp van zijn duistere kant liet zien. In 1970 waren er extra innings nodig om tot een winnaar te komen. De wedstrijd werd gespeeld in het recentelijk geopende Riverfront Stadium in Cincinnati. Het thuispubliek gaf Rose misschien iets te veel energie, toen hij in de 12e inning op de thuisplaat kwam afstormen. Met catcher Ray Fosse voor hem, de plaat volledig afdekkend, besloot hij namelijk recht door hem heen te gaan. Het resultaat van deze actie was dat de National League de wedstrijd won en Fosse nooit meer zijn oude niveau haalde.
THE BIG RED MACHINE
Datzelfde jaar wordt ook wel gezien als het eerste jaar van de dominantie van The Big Red Machine, terwijl er in de jaren ’60 nog sprake was van een verhuizing naar San Diego. De bouw van het nieuwe stadion hield de ploeg in Cincinnati en in de jaren die volgden kwam er veel aanvoer aan talent vanuit de eigen farm system. Rose, Hall of Famers Johnny Bench en Tony Perez, Lee May en Tommy Helms vormden slechts een deel van de zelf opgeleide spelers die uiteindelijk de Major League zou halen.
BOB HOWSAM
De architect achter het succes in de jaren ’70 was General Manager Bob Howsam. Howsam had het vak geleerd van Branch Rickey, de man die Jackie Robinson de kans gaf de colorline te doorbreken, en nam veel van diens lessen mee in het leiden van de Reds. Net als Rickey geloofde Howsam in snelheid en jeugd en dat was terug te zien in de selectie die zou uitgroeien tot The Big Red Machine. Na drie redelijke — maar niet geweldige — seizoenen verving de GM in 1970 uiteindelijk de manager die hij geërfd had van het vorige bewind. Als vervanger koos hij niet voor een ervaren kracht, maar voor iemand die alleen nog maar actief was geweest in de minors: George ‘Sparky’ Anderson.
#OTD in 1970: In the final home opener at Crosley Field and in Sparky Anderson’s managerial debut, the #Reds defeat the Expos, 5-1 pic.twitter.com/wLQuyuy2pl
— Cincinnati Reds (@Reds) April 6, 2017
SPARKY ANDERSON
Onder leiding van Anderson won de ploeg in diens eerste seizoen meteen 102 wedstrijden. Cincinnati’s 22-jarige catcher Bench werd uitgeroepen tot MVP. Hoewel de Baltimore Orioles in de World Series nog te sterk bleken, zouden Bench, Rose, de Cubaanse derdehonkman Tony Perez en de Venezolaanse korte stop Dave Concepción de jonge kern vormen van de uiterst succesvolle ‘Great Eight’, zoals de slagploeg van de Reds genoemd werd.
VERSTERKINGEN VAN BUITENAF
Stukje bij beetje werd er verder gesmeed aan het ijzersterke collectief. In ’71 werd George Foster overgeheveld uit de minors. Een jaar later werd powerhitter Lee May ingezet in een trade met Houston, waarmee tweedehonkman Joe Morgan en outfielder Cesar Geronimo naar Ohio werden gehaald. Het seizoen erop completeerde Ken Griffey (later Sr.) de illustere lineup.
In de eerste acht jaar van de jaren ’70 werd maar liefst zes keer een Red verkozen tot MVP. Bench en Morgan viel de eer zelfs tweemaal te beurt, terwijl Rose en Foster het ieder met één award moesten doen. De ploeg won in die jaren gemiddeld 95 wedstrijden per seizoen, triomfeerde in twee World Series (1975 en ’76) en was bij die laatste zege zelfs ongeslagen in de playoffs.
WORLD SERIES CHAMPS
Nadat in ’72 voor de tweede keer in drie jaar een World Series-droom uiteengespat was, wist de club in 1975 het tot dan toe net niet succesvolle tij te keren. Het talent in Cincinnati was overduidelijk, maar vooralsnog hadden ze nog weinig succes gekend in de playoffs. Na de laatste verloren World Series in ’72 moest de club zelfs twee jaar wachten op een herkansing in de Fall Classic. In ’75 volgde die dan eindelijk tegen de Red Sox van Carlton Fisk en Carl Yastrzemski. De World Series van 1975 ging de geschiedenisboeken in als één van de meest memorabele aller tijden.
In Game 1 hield Bostons ace Luis Tiant de Reds puntloos en waren zes runs in support meer dan genoeg om de eerste wedstrijd in Red Sox’ voordeel te beslissen. Ook Game 2 leek naar de Bostonians te gaan, maar de Machine wist een 2-1 achterstand in de negende inning om te draaien naar een voorsprong van 3-2. Na zelf de inning gestart te zijn met een double, werd Bench door Concepcion binnengeslagen. Ken Griffey bracht op zijn beurt weer Concepcion over de thuisplaat.
GAME 3
In plaats van met een 2-0 voorsprong voor Boston trok het hele circus dus met een gelijke stand naar Cincinnati. Daar leverde de eerste wedstrijd meteen weer vuurwerk op. De thuisploeg leek op weg naar een comfortabele overwinning, maar opnieuw werd er een achterstand goedgemaakt. Dit keer bracht de comeback echter niet de overwinning en werden er slechts extra innings uit het vuur gesleept.
Daarin hadden de Reds niet te klagen over de arbitrage. Met Cesar Geronimo op één legde Ed Armbrister een bunt neer langs de first base line. Op het moment dat catcher Fisk de bal echter naar twee wilde gooien, botste Armbrister tegen hem op en zijn worp verdween langs het tweede honk het outfield in, zonder ingrijpen van de umpire. Geronimo zou na een vrije loop voor Rose en een strikeout voor pinch hitter Merv Rettenmund door een verre klap van Morgan als winnende punt binnenkomen.
BACK TO BOSTON
De resterende wedstrijden in Riverfront Stadium werden eerlijk verdeeld en één overwinning in Boston zou dus genoeg zijn voor de eindzege. Die leek er al in Game 6 te komen, maar een voorsprong van drie punten werd in de 8e inning weggegeven en een wild wuivende Fisk besliste met een homerun in 12e inning de wedstrijd in het voordeel van de thuisploeg. Nu kwam het aan op de zevende wedstrijd.
Ook nu weer zou het een spannende aangelegenheid worden. De Red Sox namen een 3-0 voorsprong in de derde. De Reds wisten niet te scoren tot de 6e en ook in die inning leek een dubbelspel aan de kansen een einde te maken. Ware het niet dat Rose het potentiële dubbelspel torpedeerde en Bench, na de wilde worp naar één, een vrije doortocht had naar twee. Dat extra honk zou geen verschil maken, want de klap van Tony Perez die volgde, belandde op Lansdowne Road achter de Green Monster.
Een punt in de volgende inning bracht de stand gelijk. Die stand zou op het scorebord blijven staan tot de negende inning. Griffey, ook al verantwoordelijk voor het gelijkmakende punt, startte de inning met vier wijd. Twee nullen later stond hij op 90 voet van de thuisplaat. Morgan bracht hem binnen op een bal die precies tussen het in- en outfield in viel. Reliever Will McEnaney maakte aan alle Red Sox-illussies een einde door alledrie de slagmannen achter elkaar uit te maken. De Reds hadden eindelijk hun eerste World Series gewonnen.
SPARKY ANDERSON
Toen George ‘Sparky’ Anderson jaren daarvoor geïntroduceerd werd als nieuwe manager van de Reds, was men daar in Cincinnati niet bepaald gelukkig mee. Anderson had dan ook nog geen ervaring op het hoogste niveau. Bovendien was hij geen groots speler geweest. Hij had slechts één seizoen in de majors gespeeld. Als speler had hij het ook nooit echt van zijn god gegeven talent moeten hebben. Hij moest het meer van zijn intensiteit hebben. Daar komt ook zijn bijnaam Sparky vandaan.
Hij verlangde dezelfde instelling van zijn spelers. Daarmee wist hij bij veel van hen het beste boven te halen. Wat dat betreft vond hij in Rose misschien wel zijn gelijke. Ook de andere spelers met een surplus aan talent stegen onder zijn leiding tot grote hoogte. Joe Morgan en Johnny Bench kunnen ook nu nog gezien worden als twee van de beste spelers aller tijden op hun posities.
JOHNNY BENCH
Dat geldt zeker voor catcher Johnny Bench. Toen verslaggevers tijdens een interview Bench vergeleken met zijn tijdgenoot Thurman Munson van de Yankees, antwoordde Sparky dat je niemand aan de vernedering mocht blootstellen om vergeleken te worden met Johnny Bench. In 1970 was Bench met zijn 22 jaar de jongst MVP uit de geschiedenis. Hij kroonde zich dat seizoen bovendien tot home run king in de National League.
Toen de catcher het op 35-jarige leeftijd voor gezien hield, had hij 14 All Star Games, 10 Gold Gloves, twee MVP Awards en twee World Series achter zijn naam staan. Het mag geen verrassing zijn, dat zijn naam op maar liefst 96% van de ballots verscheen in het eerste jaar dat hij in aanmerking kwam voor de Hall of Fame.
JOE MORGAN
Een jaar later voegde tweedehonkman Joe Morgan zich bij zijn oude teamgenoot in Cooperstown. Net als Bench werd Morgan tweemaal uitverkozen tot MVP. Dat de kleine highschool-speler uit Oakland ooit tot een dergelijk palmares zou kunnen komen, hadden weinig scouts echter in de gaten. Morgan was met zijn 1,73 té klein voor het allerhoogste niveau, dachten zij. De tweedehonkman ontving zelfs geen uitnodiging om op college-niveau te mogen spelen.
Met zijn spel op het Oakland City College wist Morgan uiteindelijk wel de aandacht van scouts op zich te vestigen. De Mets dongen naar zijn handtekening en ook de Yankees zouden interesse hebben. Het waren uiteindelijk de Houston Colt 45’s die hem voor $500 in de maand en een tekenbonus van $3.000 wisten te strikken. In Houston groeide Morgan al snel uit tot de startende tweedehonkman en All-Star. Toen hij naar de Reds werd gehaald was hij echter nog geen grote meneer.
In Cincinnati werd de trade niet met gejuich ontvangen. Slugger May was enorm populair en nu kregen ze daar een kleine infielder voor terug. Al snel werd duidelijk dat de fans Lil’ Joe Morgan onderschat hadden. Niet voor niets noemde Sparky hem een alleskunner en de slimste speler die hij ooit gecoacht had. Net als Rose en Bench zou Morgan een essentiële rol spelen in het succes van The Big Red Machine.
THE MAYOR OF RIVERFRONT
Misschien nog wel de belangrijkste spil in het geheel was de Cubaan Tony Perez. Big Dog kwam in 1960 over uit Cuba om te gaan honkballen voor de Reds. Na enkele jaren in de minors kwam hij in ’64 terecht in de Major League, waar hij het nog een paar jaar moest doen met een roulatiesysteem op het eerste honk. Pas in 1967 werd Perez de vaste eerstehonkman van de ploeg.
In datzelfde jaar werd hij ook uitverkozen voor zijn eerste All Star Game. Met een homerun was hij belangrijk voor de NL en het leverde hem die dag zelfs de MVP Award op. Intussen was hij ook voor de Reds een rots in de branding geworden. Zijn power was een welkome toevoeging en ook als clubhouse leader was hij van onschatbare waarde. Zijn vertrek zou de club niet meer te boven komen.
RESERVE CLAUSE
In 1975 werd de reserve clause eindelijk afgeschaft en werd free agency geïntroduceerd. Deze verandering strooide zand in de geoliede machine. Spelers konden ineens veel meer geld verdienen en het collectief kon niet meer bij elkaar gehouden worden. Perez werd nog via een trade van de hand gedaan, maar daarna vertrokken Rose en Morgan kort na elkaar als free agent. Het was definitief gedaan met The Big Red Machine.
DE TELOORGANG VAN CHARLIE HUSTLE
Gedurende zijn 24-jarige carrière kwam Charlie Hustle tot een recordaantal hits (4.256), een lifetime slaggemiddelde van .303. Ook won hij nog eens twee Golden Gloves als buitenvelder. Nadat Rose aan het eind van de jaren ’80 zijn spikes opgeborgen had en als manager aan de slag was gegaan, zou zijn reputatie een flinke knauw oplopen.
In ’88 werd hij al voor 30 dagen geschorst, nadat hij scheidsrechter Dave Pallone aangevlogen was. Dat bleek in geen verhouding te staan tot wat hem nog aan problemen te wachten stond. De man die in één rechte lijn op weg leek naar Cooperstown, werd tot persona non grata gebombardeerd.
INELIGIBLE
Rose zou namelijk als manager van de Reds op wedstrijden van de eigen club hebben gegokt. Hoewel de oud-speler volhield onschuldig te zijn, ging hij wel akkoord met de straf die commissioner A. Bartlett Giamatti hem oplegde. Die straf hield in dat de all time hits leader permanent op de Ineligible List geplaatst werd en niet meer actief mocht zijn in het honkbal. In één klap was hij ook zijn kans op een plekje in de Hall of Fame kwijt.
FINANCIËLE PROBLEMEN
Rose heeft er inmiddels een kunst van gemaakt om zichzelf te verkopen. Zo konden vier mensen voor $5.000,- een avond met hem doorbrengen, waarbij er samen gedineerd werd en er gelegenheid zou zijn om selfies met de gevallen sterk te maken. Bovenop het eerder genoemde bedrag kwamen dan nog wel de kosten van het etentje. Die kwamen namelijk ook nog op rekening van de vier fans.
Verder is Rose regelmatig te vinden in de buurt van de Hall of Fame in Cooperstown, New York, met name tijdens Hall of Fame inductieweekend. Rose zit dan vaak een paar straten verderop honkballen te signeren, om die te verkopen aan Hall of Fame-bezoekers.
HITS & MRS.
Toch gaat het financieel niet goed met de oud-honkballer. In 2018 verscheen er in de LA Times een artikel over de huidige financiële situatie van Pete Rose. Hoewel de oud-honkballer nog altijd meer dan een miljoen dollar per jaar zou verdienen met publieke optredens en de verkoop van memorabilia, zouden deze inkomsten toch zijn schulden niet dekken bij de Amerikaanse belastingdienst en een tal van casino’s. Hij zou een betalingsachterstand hebben op zijn alimentatie, waarvoor hij destijds voor de rechter werd gesleept door zijn ex-vrouw.
Als dieptepunt was daar toch wel de realityshow ‘Hits & Mrs.’, waarin Pete en zijn (heel veel jongere) verloofde door camera’s werden gevolgd. Het televisiekanaal dat ons ook al jaren ‘trakteert’ op series als ‘The Real Housewives’ trok uiteindelijk na vier weken al de stekker uit ‘Hits & Mrs.’, wat de teloorgang van Rose compleet maakt.
(Coverfoto: Cincinnati Reds)
Dank jullie wel voor het (bijna) dagelijkse MLB leesgenot.
De nieuwe geschiedenis items zijn echt een aanwinst.
Over petsona non grata kan je bijna een aflevering op zich maken.
Ik ben het in alle gevallen met de exclusion uit Cooperstown eens.
Pete Rose, Barry Bonds, Marc McGuire & A Rod hebben door vals spelen hun plekje verkwanseld. Sneu, masr die gok hebven ze genomen.
Alleen Shoeless Jackson (ook dat was een gaaf artikel & podcast) likkt mij een ligitiem twijfelgeval.
Hoe dan ook. De bad boys hebben baseball wel kleur gegeven.
Leuk om te horen dat je onze artikelen en podcast kunt waarderen!
Over de uitsluitingen mogen we gelukkig heel lang discussiëren. Voor jouw punt vind ik absoluut iets te zeggen, al lijkt er in veel gevallen (en zeker dat van Rose) wel sprake te zijn van een dubbele standaard. Ty Cobb, Tris Speaker, Cap Anson – om maar een drietal te noemen – , ook zij waren allemaal niet van onbesproken gedrag. Maar hun portretten prijken al jaren in Cooperstown, terwijl Rose zogezegd blijvend zal moeten boeten. Nu helpt zijn persoonlijkheid natuurlijk ook niet bepaald mee.
Comments are closed.