Hall of Famer, ‘base burglar’ Lou Brock (81) overleden

Door

Lou Brock, de honkballegende die lang bekend stond als beste honksteler aller tijden en vele successen kende met de St. Louis Cardinals, is gistermiddag overleden, zo maakte zijn agent bekend. De doodsoorzaak is niet genoemd, maar Brock leed al enige jaren aan multiple myeloma, een vorm van bloedkanker. Ook werd in 2015 al een been bij de voorheen razendsnelle Brock geamputeerd, na een aan diabetus gerelateerde infectie. De first ballot Hall of Famer werd 81 jaar oud.

BASEBALL’S MOST DANGEROUS PLAYER

Meer dan een decennium lang stond Lou Brock bekend als “Baseball’s Most Dangerous Player”, aldus de Baseball Hall of Fame. De bliksemsnelle outfielder speelde maar liefst 19 jaar op het hoogste niveau in Amerika en groeide daarin uit tot één van de meest complete spelers in de Major League. Hij had bij de allergrootsten in de clubgeschiedenis van de Chicago Cubs kunnen horen, maar deze club besloot hem in 1964 te verhandelen naar de St. Louis Cardinals. De reden: er waren al “teveel zwarte spelers” bij de club in Chicago.

In zijn essay Baseball as America beschreef legendarische Negro Leaguer Buck O’Neil de situatie al eens. “Er was een ongeschreven quotum in honkbal. Ze wilden niet teveel zwarte jongens op het Major League roster.” O’Neil had een stoeltje op de eerste rij ten tijde van de trade van Brock naar St. Louis, want hij was in 1964 als coach in dienst van de Cubs. De club had op dat moment vijf zwarte spelers bij de selectie. Toen O’Neil vernam dat GM John Holland bezig was met het verkopen van Brock, protesteerde O’Neil. Holland’s reactie: het tonen van stapels brieven van seizoenskaarthouders en andere fans die het niet eens waren met het hebben van zoveel gekleurde spelers bij hun ploeg.

“What are you trying to make the Chicago Cubs into? The Kansas City Monarchs?”

– Uit: Baseball As America

Zodoende verhandelde Holland alsnog zijn jonge outfielder naar de Cardinals, in ruil voor een witte pitcher-op-leeftijd, genaamd Ernie Broglio. Hoewel Broglio het seizoen ervoor nog 18 wedstrijden had gewonnen en de trade in eerste instantie als een win voor de Cubs werd gezien, wordt deze achteraf beschouwd als één van de slechtste in de geschiedenis van de honkbalsport.

Cardinals Hall of Fame-werper Bob Gibson vertelde ooit dat hij ook zijn twijfels had bij de deal. “Ik vond het maar een domme deal. Ik had geen idee dat Lou zo goed zou worden. Niemand wist dat. Ik hoorde over de deal en dacht: hoe kun je Broglio nu voor hém wegdoen?”

Broglio won in totaal zeven wedstrijden voor de Cubs in twee jaar, voor hij zijn handschoen aan de wilgen hing. En Brock? Die won nog dat jaar de World Series met de Cardinals en groeide uit tot een onbetwiste Hall of Famer.

STER IN WORDING

Louis Clark Brock werd geboren op 18 juni 1939 in El Dorado, Arkansas. Als kind van katoenplukkers in het arme Zuiden van de Verenigde Staten had Brock weinig zicht op een betere toekomst. Als negenjarige hoorde hij op de radio Jackie Robinson de huidskleurbarrière in het honkbal breken. “Ik voelde me zo trots om op dat moment te leven. Het honkbalveld was mijn fantasie van wat het leven te bieden had”, zei hij later. Brock wist op dat moment dat hij ook honkballer zou worden.

Hoewel hij als kind veroordeeld was tot het ‘honkballen’ met takken en stenen, ontving hij een scholarship van Southern University in Baton Rouge, Louisiana. Daar viel hij op bij dezelfde Buck O’Neil, toen in dienst als scout bij de Cubs, die er voor zorgde dat de North Siders Brock in 1960 een contract aanboden. Brock schoot door de Minor League heen en debuteerde al in 1961 in Chicago. Vanaf 1962 was hij de startende centerfielder voor de North Siders. In 1963 scoorde hij 78 runs in 148 wedstrijden, met 24 gestolen honken en een .258 slaggemiddelde.

POSTSEASON-HELD

Ondanks de redelijk prestaties van de dan pas 24-jarige Brock wordt hij in 1964 aan de St. Louis Cardinals verkocht. Het bleek een match made in heaven te zijn voor speler en club. Waar de Cubs Brock niet optimaal gebruikten, lieten de Cardinals de outfielder helemaal vrij. Brock beantwoordde dat vertrouwen en sloeg dat jaar .348 met 81 runs en 33 gestolen honken in slechts 103 wedstrijden voor de Cardinals. De club won de National League en in de World Series werden de Yankees, mede dankzij Brock’s .300 average en vijf RBI’s, in zeven duels opzij gezet.

De titel zette de toon voor Brock’s optredens in de playoffs. Over zijn carrière sloeg hij .391 met vier homeruns, 16 RBIs en 14 steals in 21 World Series-wedstrijden. Hij evenaarde het hits-record in de World Series van 1968 (13 stuks) en in het vierde duel sloeg hij een homerun, tweehonkslag en driehonkslag tegen de Detroit Tigers’ ace (en 31-game winner) Denny McLain.

SUPERSTER

Het was het begin van een ongelooflijke periode voor Brock. Over de opvolgende 12 seizoenen stal hij gemiddeld 65 honken per jaar en scoorde hij 99 runs per seizoen. Hij sloeg 3.023 honkslagen (2.713 voor de Cardinals) en brak het single-season stolen base record in 1974. Op dan 35-jarige leeftijd verzamelde Brock er maar liefst 118 (!), waarmee hij het record van Maury Wills uit 1962 verbrak. Hij eindigde dat seizoen als tweede in de NL MVP.

Lou Brock’s 893e gestolen honk in z’n carrière (Lennox McLendon/AP)

In 1977 brak Lou Brock het career stolen bases record van Ty Cobb door zijn 893e honk te stelen. Brock zou uiteindelijk uitkomen op 938 steals, een aantal dat pas in 1991 door Rickey Henderson verbroken zou worden. Henderson en Brock werden goede vrienden. In aanloop naar het breken van het record schreven de twee samen een speech, die Rickey in zijn achterzak had toen hij zijn 939e honk stal. Henderson ging echter zo op in het moment dat hij het briefje (en de speech) vergat. In plaats daarvan tilde hij het honk boven zijn hoofd en riep hij uit: “I am the greatest of all time!”, een uiting waar Brock dan wel weer om kon lachen. Henderson had namelijk hetzelfde bravoure als hij had, alleen etaleerde Rickey het op een andere manier dan Lou.

DE KUNST VAN HET HONKSTELEN

Brock verhief het honkstelen tot een absolute kunst. Hij zei ooit over het stelen van honken: “Je weet, al vóórdat je een honk steelt, dat je in je eentje tussen negen mensen in een ander uniform staat. Je bent alleen in een zee van vijanden. De enige manier hoe je jezelf staande kunt houden, is door arrogantie, door je capaciteit om op te staan tegen de massa. Elke keer dat je op een honk uitgegooid wordt, moet je erin geloven dat je nu van iemand vier of vijf gestolen honken tegoed hebt.”

Daarnaast was ‘Sweet’ Lou Brock zijn tijd ver vooruit. Al in 1964 bracht hij een filmcamera mee naar stadions om pitchers van de tegenstander te filmen, zodat hij later thuis hun timing kon bestuderen en nog betere jumps kon krijgen. Ook in zijn boek Lou Brock: Stealing is My Game beschreef hij zijn succes. “Als honkloper moet je volledig stilstaan. De werper moet bewegen als hij de bal gooit. De werper heeft ook altijd twee dingen aan zijn hoofd: de slagman en mijzelf. Ik heb maar één ding voor ogen: het honk stelen. Mijn taak is om hem voortdurend te verontrusten; een wonderbaarlijk complexe zaak.”

HALL OF FAME-CARRIÈRE

Lou Brock groeide over 19 seizoenen uit tot een absolute legende in de honkbalwereld. Hij voerde de National League acht keer aan in steals en sloeg ook in acht verschillende seizoen tenminste .300. Hij won drie NL-titels met de Cardinals en twee keer de World Series. In zijn laatste jaar in de Major League in 1979 sloeg Brock op 40-jarige leeftijd nog .304 en haalde hij de All-Star Game. Hij werd verkozen tot de Hall of Fame in zijn eerste jaar op de lijst, in 1985.

TOM SEAVER

Een opvallend toeval wil dat eerder deze week legendarische werper Tom Seaver overleed. Brock en Seaver waren op meerdere vlakken aan elkaar gebonden tijdens en na hun carrière.

In Brock’s autobiografie beschrijft de outfielder de ontmoeting tussen de twee. Voorafgaand aan de All-Star Game van 1967 vroeg Brock aan een jongeman — die hij aanzag voor een clubhouse assistent — om een blikje cola. De jongen twijfelde even, draaide zich om, haalde een cola en gaf Brock het drankje. Bij het overhandigen zei hij: “You’re Lou Brock, aren’t you? Pleased to meet you. I’m Tom Seaver.”

Een decennium later was Seaver de werper die het vaakst tegenover Brock stond in diens carrière. Aan de andere kant was Brock ook de slagman die Seaver het vaakst tegenover zich zag. Beide waren first ballot Hall of Famers. Beide groeiden uit tot idolen. Twee carrières onlosmakelijk verbonden, twee levens in dezelfde week aan hun einde gekomen.

Coverfoto: Jim McIsaac

Ook leuk om te lezen