Wie denkt er nou nog aan Rik Smits? Ik heb het vaak op dit soort druilerige winteravonden. Regen tegen het raam. De radiator hoog. En dan ineens die Hollandse knollenkop tussen de kerstboom en de boekenkast.
Toen ik een jaar of veertien was kocht ik het lelijkste basketbalshirt wat ik maar kon vinden: nummer 45 van de Indiana Pacers. Die kanariegele diagonaal op de voorkant. Die lompe, opgezwollen letters. De halve buurt liep rond in Karl Malone en Anfernee Hardaway, maar ik had Rik. Ik kon alleen nog maar winnen.
Zodra je als Nederlandse basketballer het NBA-parket betrad was je lange tijd gedoemd tot de vergetelheid. Hank Beenders schopte het in 1948 nog tot de finals, maar zijn naam heeft niet eens de Triviantkaartjes gehaald. Geert Hammink snoerde in zijn vier NBA-seizoenen slechts acht keer de kicks aan. En Serge Zwikker? Meneer hield een jaar lang de bank van de Houston Rockets warm, maar mocht nog geen halve seconde meeballen. Maar hé, patriottisme is een flexibel goed. Uit gebrek aan succes van eigen bodem, richtten we onze hoop gewoon op buitenlandse sterren. Ik herinner me de opwinding op de veldjes toen in de jaren ’90 het gerucht rondzoemde dat Nick van Exel voor het Nederlands team zou gaan uitkomen. Er was immers een achternicht opgedoken met anderhalve druppel Antilliaanse bloed.
Inmiddels heeft Francisco Elson ons land de eerste NBA-ring geschonken en zijn er de solide optredens van Dan Gadzuric. Maar geef toe, het is gekrabbel in de zijlijn vergeleken met de man die voor hen de weg plaveide. Rik Smits had misschien de souplesse van een flitspaal, maar hij schreef sportgeschiedenis in kapitalen. De vriendelijke reus uit Eindhoven die mocht meespelen in de All Star Game. Die subtiele assist achter zijn rug langs, na de pass van His Airness. Een slungel? Ja. Maar wel ónze slungel verdomme.
En juist op dagen als deze zie ik hem dan ineens zitten achter zijn keukentafel in Zionsville, Indiana. Een dikke stapel bierviltjes onder de poten zodat zijn knieën niet tegen het hout schuren. Ma Smits, wanhopig op zoek naar een teiltje ijs waar zijn maat 54 niet in vast blijft steken. En de bescheiden Brabander, geen weet van het feit dat mijn gedachten weer teruggaan naar dat moment waardoor ik hem altijd zal herinneren.
Het is mei 1995, wedstrijd vier in de conference finals tussen Indiana en Orlando. Stand: 92-93, resterende tijd: 1,3 seconden. En dan die inboundspass naar de Kolossos uit Eindhoven. Als er één man op het veld liep die niet in aanmerking kwam om de gamewinner af te drukken, dan was het de 2.24 meter langer Smits wel. Maar daar dacht hij zelf anders over. Rik faket. Rik schiet. Rik scoort… Kippenvel.
Matthijs Meeuwsen (26) is freelance journalist voor o.a. het Algemeen Dagblad en Nieuwe Revu. Voor SportAmerika geeft hij zijn kijk op zijn andere grote passie: de NBA.
Natuurlijk is dit een moment om nooit te vergeten..
Nu ik jaren later erop terugkijk is het besef nog groter hoe stabiel hij was zodra hij op het veld stond.
Ja hij was regelmatig geblesseerd, maar als je 12 seizoenen top basketbal speelt en nooit lager dan 10.9 punten per wedstrijd noteert een gemiddelde van 14.9 ppg over 867 NBA (reguliere) wedstrijden dan mag je spreken van een top carrière.
Ik hoop dat het er nog van komt, maar ik kan mij niet voorstellen dat ons kikkerlandje nog een keer de nummer twee uit de NBA draft produceert.
Ik las laatst ergens een artikel over Smits en zijn zoon en de liefde voor het motorcrossen. Een fenomeen die door zijn eigen bescheidenheid nooit zo groot in ons land is geworden en zich beter thuis voelt in Indiana.
Jammer dat Smits en het Nederlands basketbal niks met elkaar te maken hebben. We moeten leren van het verleden en zeg nou zelf welke jonge Nederlandse lange center zou nou niet zo’n post move van ‘The Dunking Dutchman’ (die amper dunkte) willen leren..
Comments are closed.